Groen & duurzaamheid

Bioloog Edgar van der Grift: Ecoducten nuttig en noodzakelijk

Weinig gebruikers van rijkswegen staan erbij stil dat op tientallen plekken boven hun hoofd dieren in allerlei soorten en maten heen en weer dribbelen en vliegen. Zonder ecoducten zou de Nederlandse flora, maar vooral fauna, er flink anders uit zien.

Gert Jansen
10 June 2021 19:21
Bij de opening in 1988 van snelweg A50 tussen Arnhem en Apeldoorn maakte Nederland kennis met ecoducten: de wildwissel bij Terlet (foto) en die bij Woeste Hoeve. beeld VidiPhoto
Bij de opening in 1988 van snelweg A50 tussen Arnhem en Apeldoorn maakte Nederland kennis met ecoducten: de wildwissel bij Terlet (foto) en die bij Woeste Hoeve. beeld VidiPhoto

Over het nut en de noodzaak van de zogenoemde ecoducten, wildwissels en natuurbruggen zijn de meningen verdeeld. Zo niet bij senior onderzoeker en bioloog Edgar van der Grift van Wageningen University & Research en ecoloog André de Bonte van het Geldersch Landschap & Kasteelen.

Nederland telt zo’n negentig natuurbruggen. Dat zijn de wat grotere projecten waarmee vooral snelwegen, spoorwegen en provinciale wegen worden overbrugd. Daarnaast treffen Rijk en provincies maatregelen op kleinere schaal, bijvoorbeeld in de vorm van dassen- en amfibietunnels. Ook gemeenten laten zich niet onbetuigd. Kortom; passages van kikkergoot tot ecoduct.

Natuurgebieden werden in de jaren 70 en 80 met de aanleg van veel rijks- en provinciale wegen doorsneden. Dierenpopulaties die het gewend waren het land te doorkruisen, stuitten op onnatuurlijk barrières. Om de zogenoemde Ecologische Hoofdstructuur (nu Natuurnetwerk Nederland) in stand te houden, ontwikkelde Rijkswaterstaat het Meerjarenprogramma Ontsnippering. Inmiddels is dat zo goed als klaar. Het zichtbaarst zijn de oversteekplaatsen voor onder meer hoefdieren, reptielen en insecten over snelwegen. De kosten daarvan liggen gemiddeld op zo’n 5 miljoen euro per stuk. Veel te duur voor die paar herten en varkens, zo wordt vaak geredeneerd. Het ligt een stuk genuanceerder, vinden Van der Grift en De Bonte.

„Ze zijn van groot belang voor de genetische uitwisseling en dus gezonde dierpopulaties”, legt de Wageningse wetenschapper uit. „We hebben in ons land de grootste wegendichtheid van Europa. Als leefgebieden worden doorsneden, kunnen de dieren niet meer bij elkaar komen en is er sneller sprake van inteelt. Daarnaast hebben soorten meer kans om te overleven als de populatie groter is. De zandhagedis bijvoorbeeld. Zeventig procent van deze soort bevindt zich onder de rode lijn, wat betekent dat hij niet voldoet aan de minimale omvang voor levensvatbaarheid. Dankzij verbindingszones is er een grotere kans dat de dieren kunnen overleven. Wat verdwijnt, komt niet meer terug. We hebben in ons land nog maar 15 procent van de biodiversiteit van 100 jaar geleden. We vernielen de natuur sneller dan dat deze zich kan herstellen.”

Bovendien zijn de bedragen die gemoeid zijn met de aanleg van een faunapassage maar marginaal vergeleken bij de totale kosten van een (nieuwe) snelweg, vindt de WUR-onderzoeker. Daarnaast blijkt uit metingen dat soms honderden dieren per week gebruikmaken van de ecoducten of er zelfs hun biotoop van maken. De faunapassages hebben er volgens Van der Grift ook voor gezorgd dat het aantal aanrijdingen met reeën op verschillende plekken met 90 procent is verminderd. „Voorwaarde is dan wel dat langs de wegen ook rasters van voldoende lengte worden aangelegd.”

Ecoloog en adviseur André de Bonte van het Geldersch Landschap laat eenzelfde geluid horen. De natuurbeheerder heeft ervaring met twee ecoducten op de Veluwe. Alleen al in die regio bevinden zich negen van deze oversteekplaatsen. „Door de aanleg van de snelwegen A1, A12, A28, A30 en A50 is het landschap enorm versnipperd. Herten voelen zich vooral thuis in drassig landschap. Vroeger konden ze zich van IJsseldelta tot IJsselmeerkust verplaatsen. Het is opmerkelijk dat de genetische diversiteit van herten in de Oostvaardersplassen groter is dan op de hele Veluwe.”

Droogte

Bonte: „Ecoducten zijn noodzakelijk voor het in stand houden van populaties en soorten, ook om uitsterven bij calamiteiten –denk aan een lange periode van droogte– te voorkomen. Zelfs vleermuizen en insecten maken er gebruik van.

Probleem nu is het natuuronvriendelijke landschap met veel zeer intensieve landbouwgronden en tuinen en erven van particulieren met veel tegels en hekwerken. Als ons landschap natuurvriendelijker zou zijn, waren ecoducten vrijwel overbodig. We laten de aarde slechter achter dan dat wij deze van onze ouders ontvangen hebben. Dat is geen Bijbels rentmeesterschap.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer