Veroordeling Mladic is vooral belangrijk signaal
De Bosnisch-Servische legerleider Ratko Mladic is ook in hoger beroep veroordeeld voor oorlogsmisdaden en genocide in het voormalige Joegoslavië. De VN-rechtbank die de resterende zaken van onder meer het Joegoslaviëtribunaal afhandelt, het Internationaal Restmechanisme voor Straftribunalen, bleef bij het oordeel dat rechters in 2017 over hem velden. De 78-jarige Mladic moet definitief levenslang de cel in.
In de afhandeling van het Joegoslaviëtribunaal staat nu nog één zaak open: die tegen twee leidende figuren in de Servische veiligheidsdiensten, Franko Simatovic en Jovica Stanisic. Daarna zijn alle aanklachten tegen spilfiguren in de Joegoslaviëoorlogen van 1991-2001 behandeld.
Het Joegoslaviëtribunaal klaagde tussen 1993 en 2017 161 personen aan, van wie het er tot nu toe 91 veroordeelde. Het riep daarvoor meer dan 4600 getuigen op, belegde 10.800 zittingsdagen en produceerde 2,5 miljoen pagina’s aan transcripten. Is het al die inspanningen waard? „Gerechtigheid doet er toe”, zei hoofdaanklager Serge Brammertz van het Internationaal Restmechanisme deze week bij de definitieve uitspraak over Mladic. „Dat is niet een slogan, maar een fundamentele waarheid.” Hij benadrukte daarmee terecht een niet in geld uit te drukken waarde.
Gerechtigheid doet er uiteraard toe voor de slachtoffers en de nabestaanden. Maar, zei Brammertz, het doet er nog meer toe voor „het heden en de toekomst. Te veel spilfiguren in conflicten wereldwijd gebruiken nog altijd hun macht om inhumaan lijden te veroorzaken. Te veel commandanten beschouwen onschuldige levens als onbeduidend.” Het belangrijke signaal van de veroordeling van personen als Mladic is dat misdaden tegen de menselijkheid niet zomaar straffeloos blijven.
Het Joegoslaviëtribunaal was het eerste grote tribunaal sinds ‘Neurenberg’ na de Tweede Wereldoorlog. Het is onmiskenbaar van belang geweest in de opzet van andere internationale gerechtshoven, zoals rond Rwanda en Cambodja. In sommige gevallen kan er op nationaal niveau berechting plaatsvinden, maar zeker bij grensoverschrijdende conflicten zijn dergelijke instanties nodig. Daarin ligt ook het belang van bijvoorbeeld het Internationaal Strafhof.
De realiteit is dat de kans nog altijd groter is vervolgd te worden voor winkeldiefstal dan voor internationale misdrijven. Bij misdrijven binnen de landsgrenzen is berechting nog lastiger. Een voorbeeld is de internationale onmacht om China te vervolgen om misdrijven tegen de Oeigoeren in het land. Het Strafhof en het Internationaal Gerechtshof staan machteloos, omdat Peking onderzoek van de instituten kan blokkeren. In Groot-Brittannië is vorige week het Oeigoerentribunaal gestart, een ‘rechtbank’ zonder enige juridische bevoegdheid. Daarmee kan in ieder geval erkenning voor de slachtoffers bereikt worden. De onmacht van het tribunaal is echter een onderstreping van de woorden van Brammertz dat er nog altijd te veel onrecht ongestraft plaats kan vinden.