De ondernemer zegt dat hij al zo’n achttien jaar rookwaren verkoopt in zijn slijterij, als service voor de vaste klanten. „Een sigaartje bij de cognac, dat hoort er zo bij. Ik zie niet in dat ik daarom een slechte burger ben.” De inspecteurs beschuldigden hem ook van verkoop van snoepgoed, maar dat bestrijdt hij. „De vaste klanten krijgen gewoon een snoepje”, verklaarde hij de aanwezigheid van de zoetwaren in zijn winkel.

Hij begrijpt niet waarom een drogisterijketen bij hem in de buurt wel rookwaren mag verkopen, „tussen het maandverband en de vitaminetabletten”, of waarom een bloemenzaak ook meubels mag verkopen. „Dat zijn toch ook branchevreemde activiteiten.”

De economische politierechter in Lelystad die de zaak behandelde wees hem erop dat verkoop van snoepgoed en tabak in een slijterij klanten dicht bij drank brengt, waardoor zij in de verleiding zouden kunnen komen.

De slijter zegt dat hij de verkoop van tabak nu gestaakt heeft. Hij krijgt wel de voorraad terug die de politie in beslag heeft genomen. Die kan hij dan terugbrengen naar de groothandel.