Column (Hanneke Schaap-Jonker): Bloei
De Japanse kers heeft weer gebloeid. De fruitbomen, de magnolia en de seringen ook. Nu bloeit de blauwe regen en staan de bermen vol met margrieten, klaprozen, koolzaad, fluitenkruid en nog veel meer.
Als de Japanse kers versierd is met een overdaad aan roze bloesem, fiets ik altijd met een omweg naar het winkelcentrum en neem ik een straat die er vol mee staat. Het heeft even geduurd voordat ik me bewust werd waarom, maar nu weet ik het: het herinnert me aan toen ik een kind was van een jaar of tien en we deze bomen in de tuin hadden. Van mijn moeder kreeg ik een vaas vol takken met roze bloemen voor op mijn kamer. Ik voelde me de koning te rijk.
Na al die jaren geeft de Japanse kers me nog steeds een vrolijk gevoel. Dat komt door de link met mijn kindertijd, die op een impliciete laag in mijn geheugen lag opgeslagen. En zonder dat ik het wist, doet dat iets met mijn emoties in het heden. Net zoals bermen vol bloemen en fluitenkruid dat doen, vanwege het blijde gevoel dat hoort bij zomerse fietstochten en picknicks van vroeger.
Onbewuste associaties met het verleden verklaren met regelmaat gedrag en gevoel in het heden. Koppelingen tussen situaties van toen en het bijbehorende gevoel draag je met je mee zonder dat je er erg in hebt. Het gevoel is onder je huid gaan zitten. Pas als je er uitdrukkelijk bij stilstaat en er wat langer over nadenkt, kun je er woorden aan geven. Soms is dat fijn, soms ook helemaal niet.
In verhalen van mensen die zelf of in hun omgeving met psychische problematiek te maken hebben, hoor ik het terugkomen. Zo vertelde iemand: „Als ik in de tuin zit en ik hoor een woordenwisseling bij de buren –helemaal niet zo erg hoor, maar ze praten dan harder dan normaal– dan heb ik de neiging om op te staan en binnen te gaan zitten. Ik voel me akelig worden en krijg een onbestemd gevoel in m’n buik. Of ik het gevoel ken uit andere situaties? Hm, ja, eigenlijk wel. Vroeger kon mijn moeder gaan schreeuwen tegen mijn broertjes, of nog erger, als die niet deden wat ze wilde. Ik werd daar altijd zo bang van.”
Een ander zei: „Ik word fel, écht fel, als er te veel gedronken wordt. Inmiddels weet ik dat alcohol niet voor niets zoveel verdriet losmaakt. Ik voelde me als kind zo verloren en er niet toe doen wanneer mijn vader zich dronken dronk. Het helpt dat ik nu weet waar die felheid vandaan komt en erover kan praten. Zo snap ik mezelf beter en lukt het me om mijn gedrag bij te sturen.”
Rond geloof en kerk kunnen onbewuste associaties ook een rol spelen. Het gevoel dat je als kind in de kerk van je jeugd had, kan zomaar weer door je heen gaan als je weer in dat gebouw komt. Of als het weer tijd is op de kalender – iemand noemde de angst die door de kieren van haar hart drong bij de oproep tot zelfonderzoek en bezinning op oudjaarsavond.
Maar ook in positieve zin kunnen onbewuste associaties uit het verleden in het heden weer gevoelens losmaken, als er iets is dat daaraan raakt. Je ervaart bijvoorbeeld weer de hunkering van toen of het warme verlangen dat een preek of lied bij je losmaakte. Of het veilige en geborgen gevoel dat hoorde bij de momenten waarop je bij je vader of moeder op schoot zat, terwijl ze je voorlazen uit de Bijbel. Ouders kunnen trouwens ook gebruikmaken van deze koppelingen wanneer zij bezig zijn met geloofsopvoeding, door juist op die momenten een sfeer van geborgenheid en vertrouwen te creëren. Voor leerkrachten, jeugdleiders, catecheten en anderen geldt dat evenzeer.
Onbewuste associaties sturen ons soms meer dan ons lief is. Laten we daarom voor elkaar een context creëren waarin we tot bloei kunnen komen.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.