De inspectie liet begin deze week weten al tientallen meldingen te hebben gekregen over scholen die dat nog niet zien zitten. Het aantal meldingen is daarna verder opgelopen, zegt de woordvoerder, maar precieze aantallen kan hij niet noemen. Het gaat vooral om ouders die bezorgd zijn omdat de school van hun kind zich niet aan het kabinetsbesluit wil houden.

Een deel van de scholen vindt dat zo’n verandering aan het einde van het schooljaar te veel onrust veroorzaakt. Ook zijn er twijfels over de haalbaarheid van het preventief testen van een aanzienlijk deel van de leerlingen en leerkrachten. Zij zouden twee keer per week een zelftest moeten doen, zo heeft het Outbreak Management Team (OMT) geadviseerd. Volgens minister Arie Slob is het genoeg als de helft dat doet. De Algemene Onderwijsbond (AOb) denkt dat ook dit niet realistisch is.

De 50 procent die Slob noemde is overigens wel de ondergrens van de ondergrens. Wetenschappers van UMC Utrecht hebben geadviseerd minimaal „50 tot 70 procent” twee keer per week te testen, zei topepidemioloog Jaap van Dissel woensdag in de Tweede Kamer. Hij is tevens de voorzitter van het OMT.

De onderwijsinspectie benadrukt tegenover de schoolbestuurders vooral dat de volledige openstelling goed is voor het sociaal welzijn van de leerlingen én voor de onderwijskwaliteit. „We benadrukken dat belang en horen welke argumenten zij hebben”, vertelt de woordvoerder. „In veel gevallen zijn bestuurders dan wel bereid mee te denken over wat wel mogelijk is. Sommigen zeggen: we gaan er alles aan doen. Of dat dan lukt is een tweede. Of ze moeten eerst nog overleggen met de medezeggenschapsraad.”

Omdat het proces nog in volle gang is, heeft de inspectie nog geen duidelijk overzicht van hoeveel scholen wel helemaal open willen gaan en hoeveel scholen dat niet zullen doen.