EU en Verenigd Koninkrijk zijn het eens over visquota
De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn het woensdag eens geworden over de verdeling van de dit jaar te vangen hoeveelheid vis uit bestanden die ze samen beheren.
Dat schept duidelijkheid voor de vissers van beide partijen, die sinds januari met voorlopige quota moesten werken.
De verdeling van de vis was een van de moeilijkste vraagstukken tijdens de brexitonderhandelingen. Londen en Brussel wisten net voor de Britten op 1 januari de EU ook in de praktijk verlieten, overeenstemming te bereiken over hun verdere betrekkingen. Maar toen was er niet genoeg tijd meer om af te spreken hoeveel tong, kreeft, tarbot en andere vis in 2021 mocht worden gevangen. Ze stelden daarom voorlopige vangstmogelijkheden vast.
Nu ligt er alsnog een akkoord over 75 gedeelde vissoorten voor 2021 en over enkele diepzeesoorten voor 2021 en 2022, zegt de Europese Commissie. Wat Nederlandse vissers precies toevalt, is nog niet duidelijk. De overeenkomst wordt een dezer dagen ondertekend.
In maart kwamen het VK, de EU en Noorwegen al een verdeling overeen voor de Noordzeevis die zij gedrieën beheren.
Directeur Pim Visser van de vereniging van kottervissers VisNed kent de details van de overeenkomst nog niet. Hij verwacht dat de quota nu definitief worden vastgesteld op basis van de wetenschappelijke adviezen, die biologen van het internationale instituut ICES opstellen. Ook verwacht hij dat Nederlandse vissers nu weer visquota kunnen ruilen met Britse collega’s.
Visser: „Dat is erg belangrijk. Toen het VK nog lid was van de EU waren er jaarlijks 150 ruilingen. Voor Nederlandse vissers gaat het bijvorobeeld om Noorse kreeftjes, waar ons land een klein quotum voor heeft terwijl het VK zijn vangstrechten niet volledig benut.”