‘Radicalisering toenemend probleem in Utrecht’
Radicalisering en de snelheid waarop mensen kunnen radicaliseren neemt toe in Utrecht. Dat schrijft burgemeester Sharon Dijksma in een raadsbrief naar aanleiding van een rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid over de tramaanslag.
Zij schrijft verder dat in Utrecht steeds meer mensen in beeld zijn met psychische problemen, extremistische standpunten of mensen die zich zorgelijk gedragen of uitlaten. „De coronacrisis heeft als een katalysator gezorgd voor een toename van complotdenken en anti-overheidssentiment. De ontstane polarisatie kan een voedingsbodem zijn voor radicalisering.”
Voorheen draaide het bij radicalisering vooral om moslimextremisme, nu zijn er meer verschijningsvormen zoals mensen die zich afzetten tegen de overheid. Er zijn meer mensen om in de gaten te houden. De kennis bij politie, justitie, gemeente, GGZ en diverse maatschappelijke partijen moet nog breder worden. Daarom gaat de gemeente volgens Dijksma dit jaar haar radicaliseringsaanpak „evalueren en intensiveren”.
Dit gebeurt om alle risico’s zo klein mogelijk te maken. Het delen van informatie over mensen met complexe problemen is cruciaal en moet beter, concludeert de inspectie in haar onderzoek naar de tramaanslag. Niet alleen partijen uit de strafrechtketen moeten beter samen overleggen, maar ook andere, lokale instanties moeten hierbij worden betrokken. Bij zorginstellingen, GGZ of de schuldhulpverlening kan het opvallen dat iemand zich anders gaat gedragen.
Uit het rapport blijkt dat extreem geweld zoals op 18 maart 2019 in Utrecht, niet is te voorkomen. Op die dag schoot Gökmen T. vier willekeurige mensen dood uit terroristisch oogmerk. „Het is cruciaal om een zo compleet mogelijk beeld van iemand te krijgen. Als politie krijgen wij steeds vaker te maken met mensen die strafbare feiten plegen, maar ook hulp of zorg nodig hebben”, zegt Johan van Renswoude, hoofd operatiën eenheid Midden-Nederland in een reactie.
Gökmen T. kwam in de jaren voorafgaand aan de aanslag meermalen in aanraking met justitie. Volgens het Openbaar Ministerie „waren er geen signalen dat de dader deze aanslag zou plegen”. „Het is inherent aan ons werk dat wij risico’s nemen met onze beslissingen. De samenleving mag van ons verwachten dat we zorgvuldige inschattingen maken en dat we samenwerken met andere organisaties waar dat kan en geboden is, maar risico’s zullen er blijven”, stelt voorzitter Gerrit van der Burg van het college van procureurs-generaal.
Dijksma: „De tramaanslag is een open wond in onze stad. Het leed dat nabestaanden en slachtoffers is aangedaan, kan niet ongedaan worden gemaakt. Het is belangrijk dat wij lessen trekken uit deze gebeurtenis, dat onderschrijven alle betrokken organisaties.”