Godslastering
Al geldt de vermoorde Theo van Gogh voor velen als een martelaar die zijn leven gegeven heeft voor de vrijheid van meningsuiting, toch wordt ook hier en daar de vraag gesteld of hij en anderen niet te ver gingen met hun uiterst grievende en beledigende opmerkingen. Ook in het Tweede-Kamerdebat van vorige week kwam dat punt aan de orde.Minister Donner heeft inmiddels deze zaak opgepakt. Op het CDA-congres van afgelopen zaterdag wees hij op het artikel in het Wetboek van Strafrecht over de smalende godslastering.
Dat artikel, dat nog door zijn grootvader is opgesteld, leidt sinds lang een slapend bestaan. De liederlijke schrijver Gerard van het Reve ontliep in de jaren zestig een veroordeling op dit punt, omdat de rechter vond dat niet bewezen kon worden dat het zijn bedoeling was geweest om zich daaraan schuldig te maken.
Op de instemming van de premier kan Donner daarbij wel rekenen. Ook vanuit de hoek van de PvdA kreeg hij steun. Maar in het kabinet zelf ligt dat anders. VVD-minister Verdonk vond dat we niet naar een lager incasseringsvermogen toe moeten. Ook vanuit de D66-fractie kwam kritiek op Donner.
Het is daarom de vraag of Donner in het kabinet voldoende steun krijgt om wat te doen. Maar CDA en PvdA vormen wel een meerderheid in de Tweede Kamer.
Het tegengaan van grof taalgebruik kan gezien worden als een belangrijk onderdeel van het debat over normen en waarden. Ook al hoeft men niet op alle slakken zout te leggen, er zijn grenzen. Grenzen die niet alleen in voetbalstadions maar ook door publieke figuren als Theo van Gogh ver overschreden werden.
Daarbij raakt het mensen altijd diep wanneer datgene gehoond en gelasterd wordt wat hun bij uitstek lief en dierbaar is. Daartoe behoort zeker hun godsdienst, aangenomen dat ze die serieus nemen. Veel progressieve christenen willen zich vooral niet gekwetst tonen. In de rechtszaak tegen Van het Reve werd hij nota bene door theologen vrijgepleit.
Maar het is duidelijk dat voor islamieten hun godsdienst een heilige zaak is. Nu kan het nooit onze bedoeling zijn om de heiligheid van Mohammed of de koran in de Nederlandse wetgeving te laten vastleggen. Maar islamieten en wie dan ook hebben wel het recht om verschoond te blijven van allerlei schunnige taal met betrekking tot hun diepste overtuiging.
Het is in de huidige constellatie ook volstrekt onverstandig om de moslims zo te benaderen. Begin dit jaar wees de AIVD er op dat het agressieve optreden van bepaalde columnisten en opinieleiders een verdere radicalisering van de moslimgemeenschap stimuleerde.
Nu we in ons land een omvangrijke groep moslims hebben, is het van groot belang dat zij zich niet steeds vijandiger ten opzichte van de Nederlandse samenleving gaan opstellen. De overgrote meerderheid van deze groepering bestaat niet uit fundamentalisten en terroristen, maar we moeten ze dan ook niet die kant uit drijven.
Hopelijk ziet minister Donner kans om de wetgeving wat aan te scherpen. En als dat binnen het kabinet niet lukt, zou altijd nog te denken zijn aan een initiatiefvoorstel van de kant van CDA en PvdA.