Column (Maarten van Nieuw Amerongen): De mythe van een zakenkabinet
Eens in de zoveel tijd wordt weer eens het idee van een zakenkabinet geopperd. Vorige week was het bij tv-programma Buitenhof de beurt aan oud-CDA-bewindspersoon Cees Veerman. Tafelgasten Caroline van der Plas (BBB) en Sylvana Simons (BIJ1) bleken wel te porren voor het voorstel van Veerman.
Na de Omtzigtaffaire moet er een tijdelijk zakenkabinet komen dat symbool moet staan voor een afkoelingsperiode. Het vijzelt de scherpste randjes van de politieke spanningen af en stelt de overheid in staat om in coronatijd grote kwesties op te pakken. Een ministersploeg die niet gebonden is aan politieke partijen kan zo in alle rust werken aan de noodzakelijke cultuurverandering op de vierkante kilometer rond het Binnenhof.
Dat juist de nieuwelingen Van der Plas en Simons wel iets voor het idee voelen, moet te denken geven. Het zakenkabinet waar Veerman mee aan komt zetten, is namelijk oude wijn in nieuwe zakken.
Een zakenkabinet is in wezen een extraparlementair kabinet zonder bijzondere binding aan partijen. Dat klinkt als een aantrekkelijke optie in tijden van versplintering en veronderstelde instabiliteit. Een regeringsploeg bestaande uit buitenstaanders en technocraten –”mensen met verstand van zaken”– wie wil dat nou niet?
Een (oud-)militair als minister van Defensie en een internist als minister van Volksgezondheid zouden beter zicht hebben op de praktijk dan zogenaamde carrièrepolitici. Strikt genomen is dat misschien wel zo, maar dat maakt die personen nog geen betere bestuurders. Als besturen íets vereist, dan is het wel afstemming. Beleid werkt alleen als er voortdurend heel nauwkeurige afstemming plaatsvindt met de andere leden van het kabinet, met collega-ministers in het buitenland, met ambtenaren en met mensen in het werkveld. Voeling hebben met de praktijk is belangrijk, maar het is twijfelachtig of hoogleraren, ondernemers en andere ”mensen van buitenaf” over eenzelfde politieke antenne beschikken als de zo verfoeide carrièrepolitici.
Een ander belangrijk bezwaar tegen de dweperij met een zakenkabinet is dat het de kunst van het regeren voorstelt als een uitvoeringsvraagstuk. Het ideaal van ”de beste mensen ongeacht politieke kleur” komt in de praktijk neer op een ontkenning van het wezen van democratische politiek. Politiek is geen management maar ideeënstrijd. Vakinhoudelijke deskundigheid als einde van alle tegenspraak veronderstelt dat er zoiets bestaat als objectief goed beleid. Het is dezelfde gedachte als die de grote techbedrijven ons voorhouden: als we maar zoveel mogelijk data aan zoveel mogelijk systemen koppelen, zullen we in staat zijn om alle menselijke vooringenomenheid uit de weg te ruimen. Een zuiver op ”wetenschappelijk bewijs” gebaseerd beleid is een doodlopend pad. Het is een gevaarlijke illusie, die vroeg of laat resulteert in een vorm van verlicht absolutisme. Alles voor het volk, niets door het volk.
Er zijn geen objectieve criteria op basis waarvan men in de democratie tot beleidskeuzes komt. Daarom formuleren partijen beleidsalternatieven waarover kiezers zich periodiek kunnen uitspreken. Het ideaal van een zakenkabinet is een farce, een schijnvertoning, omdat het een streep zet door de relatie tussen kabinetsformatie en verkiezingen.
In Nederland kiezen we volksvertegenwoordigers, geen (minister-)president of individuele ministers. Toch valt moeilijk te ontkennen dat er zoiets bestaat als retrospectief stemmen: verkiezingen zijn dan een middel om regeringen verantwoordelijk te houden voor gevoerd beleid. Dat is onmogelijk met een zakenkabinet zonder enig politiek profiel. Juist in tijden van crisis moet de kiezer met open vizier tegemoetgetreden worden. Een onherkenbare mengelmoes van partijloze technocraten draagt daar niet aan bij.
De auteur is politicoloog en masterstudent politieke filosofie