Drinken uit een modderige vijver
Het lijkt zo vanzelfsprekend. Even de kraan opendraaien om de ergste dorst te lessen. Een halfuur onder een hete douche staan om weer warm te worden. Met een hogedrukreiniger de nieuwe Mercedes te lijf gaan. In Afrika kunnen ze daar alleen maar van dromen. De waterleiding bestaat daar veelal uit niet meer dan een smerig riviertje waarin het vee zijn behoefte doet. Of een stinkende modderpoel waarin bacteriën welig tieren. Water drinken is altijd een risico en kan zelfs je dood betekenen. Maar wat moet je anders?
„Voorlopig twee uur wachten.” De Zuid-Afrikaanse zendingspiloot Max staart bezorgd naar de loodgrijze lucht boven Kampala. Felle tropische buien teisteren de landingsstrip, net buiten de dolgedraaide hoofdstad van Uganda. Dreigende, laaghangende wolken onttrekken de heuvels langs de baan grotendeels aan het gezicht. „Met dit weer wil je liever beneden dan daar boven zijn.”
Korte tijd later verdrijft de Afrikaanse zon de bewolking en klaart het in snel tempo op. Weldra kiest het MAF-toestelletje het luchtruim. De eindbestemming is Kotido, in het hart van het onherbergzame en gewelddadige Karamojoland. „Vandaag ben ik buschauffeur”, grinnikt Max. „Vier stops onderweg. Hier iemand afzetten, daar weer een paar passagiers meenemen.”
Blubberige massa
Als na tweeënhalfuur eindelijk Kotido in zicht komt, stuift een dicht regengordijn recht op het eenzame vliegtuigje af. De neerslag striemt tegen de cockpitruiten. Enkele honderden meters lager is het landschap in een blubberige, natte massa veranderd. Alsof er zojuist een enorme overstroming heeft plaatsgehad. Gebrek aan water?
Twee keer vliegt de MAF-piloot op geringe hoogte over de ondergelopen landingsstrip. Dan raakt hij met de wielen even de baan om de hardheid van de bodem te testen. Bij de vierde poging zet hij eindelijk het toestel aan de grond. Een fontein van bruin water spuit langs de ramen. Aan het eind van de ”runway” raakt de Cessna in een slip. Vol gas laat Max het vliegtuig 180 graden draaien om weer op het verharde gedeelte van de strip terecht te komen.
Een volle drie kwartier blijft de vlieger wachten. Tot de regen enigszins in de drassige bodem is weggezakt. Ondertussen struint hij de landingsbaan af, op zoek naar kuilen, plassen en andere gevaarlijke plekken. In wolken van water en modder stijgt hij ten slotte weer op. Zal hij het aandurven om ons twee dagen later op dezelfde plek weer op te pikken?
Nieuwsgierig komt een aantal Karamajong dichterbij om het vliegtuig te bekijken. De mannen zijn slechts gehuld in rood met blauw gekleurde wollen dekens. Kinderen hebben vaak helemaal niets aan hun lijf. De meeste krijgers weigeren ook consequent om iets anders dan hun traditionele kleding aan te trekken. Pogingen van het regeringsleger om de inwoners van Karamojoland enkele jaren geleden te verplichten westerse kleren te dragen, stuitten op veel verzet. De militairen wilden met de maatregel voorkomen dat de Karamajong wapens onder hun gewaad zouden verbergen.
Honderd euro
Wapens zijn in Karamojoland even gewoon als de traditionele herdersstokken die de mannen bij zich dragen. „Er wonen ongeveer 900.000 mensen in dit gebied en er zijn naar schatting 100.000 kalasjnikovs in omloop”, vertelt Frans Davelaar, die voor de Gereformeerde Zendingsbond in Kotido is gestationeerd. „Voor omgerekend 100 euro kun je een automatisch geweer aanschaffen. Voor de mensen hier komt dat neer op één koe verkopen.”
De Karamajong dragen de wapens bepaald niet voor niets. Al jarenlang wordt het noordoostelijke deel van Uganda geteisterd door gewapende veediefstallen. Tegenwoordig deinzen bandieten er ook niet voor terug om auto’s te overvallen. Vervoer over de weg is daardoor een uiterst riskante aangelegenheid geworden. „We hebben in de afgelopen jaren al diverse medewerkers van de kerk verloren”, vertelt Davelaar. „Vroeger hielden ze de wagen aan en dwongen je dan je geld af te geven. Tegenwoordig schieten ze eerst en kijken daarna wat er te halen valt.”
Het aanhoudende geweld en de enorme onveiligheid drukken dan ook een zwaar stempel op Karamojoland. Van ontwikkeling is nauwelijks sprake. Elektriciteit ontbreekt, medische voorzieningen staan op een dramatisch laag peil, geasfalteerde wegen zijn hier een onbekend fenomeen. „In deze regio verdienen de mensen ongeveer de helft van het gemiddelde inkomen per hoofd van de bevolking in Uganda - en dat is al niet veel”, aldus Davelaar.
Vieze vijver
Maar wellicht het grootste probleem voor de Karamajong is het gebrek aan water, althans aan schoon en veilig water. Neem Miriam Ochero. Voor de tweede keer die dag heeft ze 5 kilometer gelopen naar een grote vijver buiten haar dorpje Rengen, in het hart van Karamojoland. In de regentijd is het zelf gegraven gat een paar weken gevuld. Voorzichtig dompelt ze haar knalgele jerrycan in het bruine water. Een paar jongetjes drinken ondertussen gretig uit de vieze vijver. Twintig liter van het levensvocht torst Miriam op haar hoofd mee. Opnieuw een uur onderweg naar huis.
Hoewel - levensvocht? Ook de koeien van de Karamajong worden hier gedrenkt. En doen hun behoefte in het troebele water. Een groepje vrouwen wast hun kleding in de vijver. Een dun laagje zeepsop schittert in de tropenzon. Ook de talloze muskieten vermaken zich prima in het stilstaande vijvertje. Het modderwater is een welkome broedplaats voor de malariaverwekkers.
„In het regenseizoen gaat het nog wel”, zegt Miriam. „Dan staan de vijvers vol. Hoewel de zon alles ook weer zo heeft verdampt. Maar in de droge tijd moeten we een paar keer per dag 10 kilometer lopen naar de pomp in het volgende dorp. En natuurlijk gaat de lokale bevolking voor. Dus vaak komen we helemaal niet aan bod. Dan halen we noodgedwongen water uit de rivier. Dat is nog veel slechter van kwaliteit. Of we moeten water kopen in de stad. Veel mensen kunnen dat echter niet opbrengen.”
Terugkerend ritueel
Op de weg naar het dorpje Rengen lopen tientallen vrouwen met een jerrycan op hun hoofd. Een terugkerend ritueel dat een groot deel van de dag vult. De ondergaande zon werpt lange schaduwen over de roestbruine Afrikaanse aarde en hult de grillige rotsen langs de weg in een geheimzinnig licht.
Het dorpje zelf is een vesting. De inwoners hebben een ondoordringbare haag van in elkaar gevlochten takken om hun woonplaats gemaakt. Om veedieven en ander gespuis buiten te houden. „’s Nachts houden gewapende mannen de wacht”, vertelt Miriam. „Wij slapen zelf bewust niet voor de ingang van onze hut. Dat verkleint het risico dat we door een vijandelijke kogel worden geraakt.”
Rokerige vuurtjes vullen de lucht in het dorpje met die typische geur die zo kenmerkend is voor Afrika. Op een geïmproviseerde barbecue ligt een geitenkop te roosteren. Naakte kinderen vermaken zich in de diepe plassen die de regen heeft achtergelaten. Twee vrachtwagenchauffeurs liggen onder hun kapotte voertuig te slapen, wachtend op reserveonderdelen die misschien pas over een week zullen arriveren. De mannen leunen op hun herdersstok en staren bedachtzaam naar het blanke bezoek.
„Wij worden voortdurend ziek van dit water”, zegt Miriam, terwijl ze haar volle jerrycan voor haar woning op de grond zet. Zelf maakt ze deel uit van een vrouwengroep die de mededorpelingen bewust wil maken van de gevaren die aan het slechte drinkwater kleven. „We proberen de inwoners ertoe te bewegen het water op z’n minst te koken voor ze het drinken. Maar daar willen ze niet aan. Koken kost brandhout en ze zijn het bovendien niet gewend. Veel mensen hebben een soort gelatenheid over zich: de situatie is nu eenmaal zo en dat zal ook niet veranderen.”
Oogkwalen
Paul Owily weet ervan mee te praten. In Kotido, een ingedut wildweststadje, runt hij een kleine kliniek. „Bijna de helft van de ziektes die wij hier behandelen wordt door slecht water veroorzaakt”, legt hij uit in zijn Spartaans ingerichte kantoortje. „Dan gaat het om allerlei infecties, diarree en wormen. Ook oogkwalen hebben een direct verband met water. Omdat mensen niet voldoende water hebben, wassen ze hun gezicht niet, waardoor ze bloot staan aan oogaandoeningen. De vele vliegen verspreiden de ziektes bovendien extra snel.”
Ook het ziekenhuisje zelf kampt met een gebrek aan water. In de regentijd wordt het hemelwater in een grote kunststof tank opgevangen. Ook beschikt het hospitaal over een handpomp. Maar genoeg is er nooit en ook de kwaliteit laat ernstig te wensen over. Toch wordt dit water ook aan de patiënten voorgezet en wordt het voor operaties gebruikt, zegt Owily.
In de kraamkamer drinkt een zojuist bevallen vrouw uit een plastic beker. Haar baby ligt, diep weggestopt in een wollen deken, naast haar op het matras. Haar echtgenoot is nergens te bekennen. Een klein kind dat aan hersenmalaria lijdt ligt aan een infuus dat aan haar hoofd is bevestigd. „Allemaal regenwater”, wijst Paul Owily veelbetekenend.
Dat de regentijd ook zo weer voorbij kan zijn, blijkt twee dagen later. De plassen zijn verdwenen. De zon put de waterreservoirs in snel tempo uit. Lange rijen vrouwen sjokken naar de handpomp. Maar ook de landingsbaan is weer droog. In een wolkje stof raken de wielen van het zendingsvliegtuigje de grond. De blubber van de vorige keer zit nog op de witte romp.
Helpt u mee? Want water is van levensbelang! Stort uw gift op gironummer 29.70.700 of op bankrekeningnummer 65.32.60.008 (ING Bank) van Draagt Elkanders Lasten te Apeldoorn (via deze stichting wikkelt het RD zijn acties af).