Chinese winkelverkopen wijzen op dip in herstel
Chinese winkels hebben in april aanzienlijk meer omgezet dan een jaar eerder, maar de groei was minder hard dan in maart. Ook hadden economen in doorsnee een sterkere toename verwacht. Het cijfer leidt tot enige zorgen over het herstel van de tweede economie ter wereld, dat daarmee minder soepel verloopt dan gehoopt.
China was het eerste getroffen land dat de coronapandemie onder controle kreeg, dankzij rigoureuze lockdowns en massaal testen. De economie herstelde zich vervolgens met name dankzij de fabrieken. Die produceerden veel artikelen waar wereldwijd veel vraag naar was, zoals beschermingsmiddelen als mondkapjes maar ook elektronica. De verwachting was dat als de industrie de eerste stap naar herstel zou zetten de consumenten het daarna zouden overnemen. Maar dat valt dus wat tegen.
De winkelverkopen stegen in april met 17,7 procent op jaarbasis, tegen een verwachte stijging van 25 procent. Kenners denken dat er sprake is van een tijdelijke tegenvaller. In mei zullen de Chinese winkelverkopen profiteren van de vakantiedagen rondom de Dag van de Arbeid, zo klinkt het. Daartegenover staat dat de oplopende inflatie het herstel ook kan bemoeilijken.
Chinese fabrieken produceerden ondertussen haast een tiende meer dan vorig jaar april en deden het daarmee exact zoals verwacht. Ook die toename was echter minder sterk dan in maart, wat deels te maken heeft met tekorten aan materialen.