Na een lange winter bevrijd en herenigd
Nederland herdenkt de bevrijding van het Duitse juk en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De oudste generatie heeft nog veel herinneringen aan die vijf bange jaren.
Dicht bij de Eindhovense spoorweg en dicht bij de Philipsfabrieken, twee doelen waarop geallieerde vliegtuigen het hadden voorzien: het was een levensgevaarlijke plek waar Sjanie Vervoorn opgroeide. Nadat ze een bombardement overleefde, werd ze ondergebracht bij familie in Brakel.
Sjanie Vervoorn –nu mevrouw B. Klop in Gameren– was destijds zeven jaar. Ze woonde in de Ventoseflat. Deze omgebouwde sigarenfabriek was het eerste appartementengebouw in Eindhoven en het eerste van die schaal in Zuid-Nederland. Sjanies ouders hadden er een groentewinkel en later een kruidenierszaak.
Levensgevaar
Op 5 mei 1942 was het eerste bombardement. Meerdere volgden. „Mijn vader heeft psychisch veel geweten van de bombardementen”, vertelt Klop. „Eén bombardement was heel erg. Mijn tante Neeltje, die driehoog woonde, kwam naar beneden en zocht veiligheid bij ons in de kamer. Sommigen zaten onder de tafel, wij stonden in de hoek. Tussen de bominslagen door ging ik snel met mijn moeder naar de wc, omdat ik heel nodig moest.”
Vader en moeder Vervoorn namen een moeilijk besluit. „Dit bombardement was de reden dat ze mij, mijn zussen Dina en Alie en mijn broer Arie naar familie in Brakel brachten. Dat was in 1943.
Ik kwam met mijn zus Alie in huis bij opa en oma Van Wijgerden, die met tante Wim en tante Aaltje in een klein dorpsboerderijtje aan het eind van de Janstraat woonden. Opa had een paar kippen, wat koeien en een stukje land, en mijn tantes waren beiden naaister. Het huisje met de pomp, de deel, de slaapzolder, de kamer en de opkamer kan ik nog zo voor me halen. We hadden het daar goed en waren veilig.
Mijn broer Arie en zus Dina waren bij een broer van mijn vader, Hannes Vervoorn en zijn vrouw Marie. Hij had een klein akkerbouwbedrijf, vlak bij Huis Brakel, dicht tegen de Waaldijk. Bij oom Hannes was het allemaal ‘op stand’, wat deftiger. Hij was ook diaken in de Hervormde Kerk. Mijn broer Arie mocht dan naast hem in de kerkenraadsbank zitten. Ik dacht altijd: Straks geeft oom Hannes met die collectezak aan zo’n lange stok nog een klap.
Ik was nog maar zeven jaar toen ik naar Brakel ging. Ik weet niet meer hoe vaak mijn ouders bij ons op bezoek kwamen. We misten hen natuurlijk wel.”
Machinegeweer
Eindhoven werd op 18 september 1944 bevrijd door de geallieerden. Brakel lag nog in bezet gebied, dus tot mei 1945 was er geen enkel contact meer met het thuisfront. Hoogstens misschien een Rode Kruisbericht.
„In Brakel merkte je niet zoveel van de oorlog. Toch waren er spannende momenten. Bijvoorbeeld toen ze meneer Van Dam zochten, die bij de ondergrondse was. Iedereen moest op het marktplein bij elkaar komen, en daar stond een machinegeweer opgesteld waar een soldaat achter lag. Tante Wim riep ons vliegensvlug naar binnen, dus wij waren uit beeld. Uiteindelijk is het met een sisser afgelopen, maar de schrik zat er wel in.”
Toen kwam de bevrijding. „Mijn vriendin Tijnie kwam snel naar me toe en riep: „Jouw vader is er! Hij is bij je tante!” Later zei ze: „Ik heb je nog nooit zo hard zien hollen.””
Vader Vervoorn was vanuit Eindhoven op de fiets gekomen, over de tijdelijke pontonbrug over de Maas bij Hedel, om zijn dochters op te halen. „Natuurlijk, ik wilde wel mee op die fiets”, vertelde Sjanie. „Maar mijn zes jaar oudere zus Alie begon te huilen, want die wilde ook mee. We zijn samen gegaan, ik achterop bij mijn vader en zij op een fiets met antiplofbanden. Onze familie had twee voor jaar voor ons gezorgd, en nu waren we ineens verdwenen.”
Betuwse evacué
En dan de thuiskomst. Door het poortje in de schuur holde ik naar binnen, direct naar mijn moeder. Hoe dat weerzien precies was, weet ik niet meer. Wel dat ik daar ineens een man zag die helemaal in het zwart was. Best even schrikken. Later bleek dat ds. T. Dorresteijn uit Opheusden te zijn, die naar Eindhoven geëvacueerd was. Een heel aardige man.”
Eindhoven was al acht maanden vrij, maar er was nog aan veel gebrek. Bijvoorbeeld aan een bed waar Sjanie in paste. Ze sliep –met opgetrokken benen– in een kinderledikant dat veel te klein was. „Mijn moeder heeft dat nog genoemd in een aanvraag voor een bed. We kregen toen een opklapbed; dat was wel heel luxe.”