Tientallen arrestaties na incidenten
De politie heeft sinds de moord op Theo van Gogh op 2 november enkele tientallen personen aangehouden die bij diverse incidenten betrokken zijn geweest. Daarbij ging het onder meer om bommeldingen, poederbrieven, het kalken van (extreem-rechtse) leuzen, vernielingen en bedreigingen.
Dat zei B. Visser, voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen, donderdag na afloop van een extra vergadering van de raad. De hoofdcommissarissen waren in Driebergen bijeen om de ontstane situatie in het land na de moord op Theo van Gogh te bespreken.
Volgens Visser zijn er brandstichtingen voorkomen door voortijdig ingrijpen van de politie. Waakzame burgers tipten de politie, waardoor onder anderen verdachten met brandbare stoffen in een rugzak konden worden gearresteerd. Ook kon de politie verdachten met molotovcocktails tijdig in de kraag grijpen. Visser wilde geen details geven over de achtergrond van de betrokken verdachten. De incidenten deden zich volgens hem verspreid over het land voor.
De politie heeft na de aanslagen in de Verenigde Staten van 11 september 2001 scenario’s opgesteld voor het bestrijden van terrorisme. Het vergaren en kunnen exploiteren van informatie is daarbij een vitaal onderdeel. Na 11 september heeft de politie in dat opzicht een „professionaliseringsslag” gemaakt, aldus Visser.
Volgens Visser is van groot belang dat de politie een goede informatiepositie heeft - landelijk, regionaal, maar vooral ook „ogen en oren” in de wijk. „De politie moet contacten aanboren en intensiveren. Wijkagenten zijn vaak een vertrouwenspersoon.”
De moord op Van Gogh en de daaropvolgende gebeurtenissen hebben de politie in vele opzichten op scherp gezet. Visser maakt zich zorgen. „De spanning loopt hoog op en er is sprake van polarisatie.” Hij maakt zich niet alleen zorgen over de veiligheid van burgers, maar ook over die van de politie zelf. Daarmee doelde hij onder meer op het feit dat woensdagmorgen leden van een arrestatieteam gewond raakten bij een poging terreurverdachten aan te houden in het Haagse Laakkwartier. Visser noemde dat incident „verontrustend”.
Over het hele land is de politie in verhoogde staat van paraatheid om snel en grootschalig te kunnen optreden. De huidige situatie is volgens Visser „een enorme belasting voor de politie.” Hij wees erop dat de politie in Den Haag „tegen de grens oploopt” voor wat zij voor langere tijd zou kunnen volhouden. Mocht de politie in Den Haag het niet meer aankunnen, dan zal het korps bijstand krijgen van andere korpsen.