Nederlandse militairen pionieren in Afghanistan
„Pioniers”. Zo noemt minister Kamp van Defensie de 129 Nederlandse militairen die in de provincie Baghlan in het noorden van Afghanistan voor stabiliteit en veiligheid moeten zorgen. Hun werk is betrekkelijk onontgonnen terrein voor Defensie.
Tegelijkertijd is het slagen van de missie van het Provinciaal Reconstructieteam (PRT), zoals de eenheid officieel heet, van cruciaal belang om te voorkomen dat Afghanistan weer een narcostaat of een broeinest van terrorisme wordt.
Minister Kamp mikt duidelijk op een langlopende opdracht. Het basiskamp dat de Nederlanders bij het stadje Pol–e Khomri (Brug over de rivier) opbouwen, oogt zeer solide en gaat volgens kenners zeker vijf tot tien jaar mee.
Het Nederlandse team is onderdeel van een waaier aan internationale eenheden onder leiding van de NAVO. De bedoeling is dat die eenheden van de Internationale Veiligheidsmacht (ISAF) geleidelijk in alle provincies van het land komen en de door de Amerikanen geleide operatie Enduring Freedom in het grensgebied met Pakistan overbodig maken.
Nu zijn de teams nog voornamelijk geconcentreerd in de noordelijke provincies. Maar als de operatie zich uitbreidt, houdt Kamp rekening met een nieuw beroep op Nederland door de NAVO. Dat heeft hij donderdag na afloop van een driedaags bezoek aan het land gezegd.
Een absolute randvoorwaarde voor het succes van de Nederlandse missie is het temperen van de verwachtingen onder de bevolking. Hoge verwachtingen kunnen snel worden beschaamd en dan is het ’afbrandgevaar’ voor de missie levensgroot, hield Kamp de gouverneur van de provincie voor. De Nederlanders zitten er niet om de Afghanen een beter leven op een presenteerblaadje aan te reiken. Die moeten het zelf doen, wij proberen hen daarbij te helpen, aldus de bewindsman. Tevens is het van groot belang dat de rol van de krijgsheren in het gebied, oud–generaals uit het voormalige Afghaanse leger, wordt ingeperkt. Vooral in Baghlan beschikken die nog over veel (zware) wapens. Zij vormen een groot risico voor het ontluikende centrale gezag in de provincie. De grote angst is dat de krijgsheren, die nog behoorlijk veel invloed hebben, zich steeds meer met drugs en andere criminele activiteiten gaan bezighouden als hun compensatie door de centrale regering in Kabul wegvalt.
De Nederlandse eenheid onder leiding van kolonel Jan van Hoof is sinds eind augustus bezig de provincie, die zo groot is als de helft van Nederland, in kaart te brengen. Bestaande kaarten zijn 25 jaar oud en kloppen van geen kant. In het gehele gebied is maar een behoorlijke weg, de doorgaande weg vanuit Kabul naar twee andere noordelijke provincies. De rest van de wegen mag die naam nauwelijks dragen. Stoffig, hobbelig en soms zelfs voor een terreinwagen onbegaanbaar.
De opdracht van Van Hoof en zijn mannen is observeren, rapporteren, veel praten en bemiddelen vanuit een onpartijdige positie. Na bijna twee maanden heeft de commandant de indruk dat de belangrijke spelers in de provincie, de gouverneur, de politiecommandant en een aantal krijgsheren, rekening beginnen te houden met de aanwezigheid van de Nederlandse eenheid.
Hoe de Nederlanders dat voor elkaar kregen is een proces van leren en improviseren geweest, blijkt uit de woorden van Van Hoof. „Hoe klop je bij voorbeeld aan bij een krijgsheer. Dat bleek achteraf wonderlijk eenvoudig; je belt hem op voor een afspraak of je belt aan.” De politiek adviseur van het kamp, de diplomaat Jaime de Bourbon Parma (zoon van prinses Irene), was bij zijn eerste ontmoeting een volle dag bezig om het ijs te breken. Pas na twee langdurige maaltijden en een tochtje in de omgeving om hem wat historisch besef bij te brengen over de ’heroïsche’ Afghaanse oorlogen tegen de Russen en de Talibaan, ontstond er een basis voor enig vertrouwen.
Bij vrijwel elke belangrijke militaire operatie voegt het ministerie van Buitenlandse Zaken een politiek adviseur toe aan de missie. Die opereert als het moet onafhankelijk van de commandant, maar is wel bij de eenheid ingekwartierd. De Bourbon moet advies uitbrengen over het verloop en het vervolg van de missie. Kamp is onder de indruk van de manier waarop de adviseur zijn contacten binnen de plaatselijke bevolking onderhoudt.
Het meeste werk verrichten de drie mobiele observatie en liaison teams van elk acht man. Die gaan bijna dagelijks op patrouille en doorkruisen de hele provincie. Hun tochten duren soms twee dagen of langer wegens de slechte terreinomstandigheden. Slapen doen zij dan in een school of een eerstehulppost of zij zijn te gast bij een burgemeester. Het zijn zware patrouilles die veel vergen van mens en materieel.
Maar er is ook veel compensatie. De lokale bevolking heeft de Nederlanders vanaf het begin gastvrij en hartelijk ontvangen, vertelt van Hoof. Er is veel waardering voor de respectvolle manier waarop de militairen met de bevolking omgaan. „Wij rijden niet met het geweer in de aanslag in volle vaart door kleine dorpjes met inwoners die nog in de Middeleeuwen leven”, zegt majoor Van Keulen, de commandant van een van de drie mobiele teams. „Wij nemen de tijd en praten met de mensen langs de straat of helpen als er iemand gewond is geraakt.”
Vooral de eerste ontmoetingen waren voor beide kanten een bijzondere ervaring. De vaak ongeletterde bevolking kreeg te maken met mensen uit een heel andere wereld. „Bij een gesprek had je zo tweehonderd kinderen en volwassenen om je heen”, vertelt een van de beveiligers van een observatieteam. „Dat was voor ons even wennen, maar er zat gelukkig geen kwaad bij.”
Maar ook hier geldt voor de militairen dat zij ontzettend voorzichtig moeten zijn met het wekken van verwachtingen. Tijdens een gesprek met een burgemeester of dorpsoudste krijgt het team al gauw alle problemen van het dorp over zich heen gestort. Dan moet je aangeven dat we geen wonderdokters zijn maar proberen een klimaat te scheppen voor een Afghaanse overheid die hun problemen serieus neemt, zegt de commandant van het team.
Van Hoof kan binnenkort zijn boodschap via een lokale radio– en televisiezender aan de bevolking overbrengen. Zijn mensen hebben een nieuwe zender gebouwd voor Pol–e Khomri. Als tegenprestatie krijgt de Nederlandse eenheid wekelijks een half uur zendtijd.