Valse profeten
Jeremia 7:4
„Vertrouwt niet op valse woorden, zeggende: Des Heeren tempel, des Heeren tempel, des Heeren tempel, zijn deze!”
De Schepper van alle dingen heeft de nood van ons geweten niet minder aangezien dan de kommer van de kinderen Israëls. Hij heeft het licht van Zijn Woord geopenbaard, waardoor wij duidelijk leren inzien wat het was dat ons tot nu toe op zo’n gevaarlijke wijze misleid had. Het is eigen aan de goddelijke Voorzienigheid dat zij tijdig vermaant. Als een huisvader staat God bij nacht op en maakt door Zijn knechten, de profeten, tijdig bekend wat ons nodig is. Luisteren wij niet naar Hem, Die ons waarschuwt, dan laat Hij ons soms langer in het ongeluk zitten, waarin wij door onze eigen ongehoorzaamheid gevallen zijn.
Daarvan getuigen zo veel eeuwen van Adam af tot op Christus, waarna eindelijk het heil verscheen. Het onheil was daardoor ontstaan, dat Adam aan God, Die hem zo vriendelijk vermaand had niet de verboden spijs te eten, niet gehoorzaam geweest was.
Hiervan getuigen de drie bekende gevangenschappen: de Egyptische, de Babylonische en de Romeinse. De laatste heeft God tot onze tijd toe doen voortduren, opdat de Joden naar recht in het geheel geen hoop meer zouden hebben. Getuige daarvan is onze eigen dwaasheid! Christus en de apostelen hebben ons ernstig vermaand geen geloof te schenken aan de valse profeten die ons Christus, de Gezalfde en onze Heiland, heel anders zouden voorstellen dan Hijzelf en de Zijnen gedaan hadden.
Huldrych Zwingli,
reformator in Zürich
(”Verantwoording des geloofs voor keizer Karel”, 1530)_