Pakistan moet mensonterende blasfemiewetten afschaffen
De EU moet bij de Pakistaanse autoriteiten aandringen op beëindiging van de huidige blasfemiewetten. Op initiatief van ondergetekende vond op 29 april hierover een urgentiedebat plaats in het Europees Parlement.
De vrijheid van godsdienst is in Pakistan ver te zoeken en de bestaande blasfemiewetgeving leidt tot hemeltergende situaties. Zo kwam er recent terecht veel aandacht voor het christelijke Pakistaanse echtpaar Shafqat en Shagufta. Beiden zijn in 2014 ter dood veroordeeld na beschuldiging van godslastering. Ze zitten al jaren gescheiden van elkaar in de gevangenis, in afwachting van een hoger beroep, dat voortdurend wordt uitgesteld. Het bewijs tegen dit koppel zou bestaan uit een aantal berichtjes met beledigingen van de profeet Mohammed die met de telefoon van Shagufta verstuurd zouden zijn. Het feit dat Shagufta ongeletterd is en dat de aanklager ook een persoonlijke vete met hen had te beslechten, lijkt niet te tellen.
Algemeen bekend is dat de blasfemiewetgeving vaak wordt misbruikt, bijvoorbeeld om wraak te nemen of voor economisch gewin. Daarbij zijn ook moslims en hindoes het slachtoffer. Maar vooral christenen zijn er de dupe van: zij vormen slechts circa 1 procent van de totale Pakistaanse bevolking, maar momenteel verkeren tientallen christenen in dezelfde ellende als genoemd echtpaar.
EU aan zet
De Europese Unie kan hier echter iets aan doen. Pakistan profiteert sinds 2014 van aanzienlijke handelsvoordelen onder het stelsel van algemene preferenties (SAP). Dit EU-programma biedt landen met een lager welvaartsniveau forse korting op invoerrechten wanneer ze naar de EU exporteren. Maar een begunstigd land moet zich ook aan een reeks internationale conventies over mensenrechten, arbeidsrechten en goed bestuur houden. Het waarborgen van de vrijheid van godsdienst is daar onmiskenbaar onderdeel van.
Onder meer door contacten met de familie van Asia Bibi, ngo’s, kerken en onze vriendschap met Malook (de advocaat van Asia Bibi) weten we dat het in Pakistan slecht gesteld is met de naleving van die verplichtingen. En helaas wordt de blasfemiewetgeving er tot op het hoogste politieke niveau verdedigd. Zo haalde de Pakistaanse minister-president Imran Kahn twee weken geleden nog het internationale nieuws door in een tweet te stellen dat belediging van de profeet Mohammed even erg is als het ontkennen van de Holocaust. Of hij dit echt meende of dit deed om Pakistaanse extremisten te behagen, dat is de vraag.
Cambodja
Door ons is de slechte mensenrechtensituatie in Pakistan meermalen aangekaart bij de Europese Commissie. Reacties hierop gaan meestal niet verder dan weinigzeggende verklaringen als dat het „een punt van zorg is” en dat men „het in de gaten blijft houden”. Echte stappen blijven helaas nog uit.
Cambodja had dezelfde voordeelstatus als Pakistan, maar die werd een jaar geleden door de EU gedeeltelijk ingetrokken vanwege allerlei mensenrechtenschendingen. Het is dan ook merkwaardig dat dit met Pakistan niet gebeurt. Om de schijn van willekeur tegen te gaan, kan het in elk geval helpen om bij het herzien van de Europese wet waar dit programma op gebaseerd is, duidelijker vast te leggen hoe de verplichtingen van Pakistan worden gehandhaafd. De beoordelingsformulieren die de Europese Commissie hierbij gebruikt, zijn geheim, maar wij horen dus vanuit allerlei richtingen dat Pakistan de afspraken niet nakomt.
Streep in het zand
Shafqat en Shagufta zijn met zulke herzieningen vermoedelijk niet geholpen. Wat hen wel concreet en direct zou helpen, is als de EU nú een streep in het zand trekt en de Pakistaanse regering duidelijk maakt: zorg dat er recht wordt gedaan; die handelsvoordelen zijn namelijk niet gratis. Schaf de mensonterende blasfemiewetten af!
De auteur is Europarlementariër voor de ChristenUnie.