Woord en kerk
Handelingen 2:40
„En met veel meer andere woorden betuigde hij en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht!”
Juist om de dwaasheid en de boosheid van de wederdopers te voorkomen, heb ik als eerste –niet zonder gevaar, en in het vertrouwen op Gods hulp– tegen hen geleerd en geschreven. Zo is nu door Zijn goedheid dit verderf bij ons afgenomen. Ik houd het ver van me om ook maar iets van deze oproerige wederdopers over te nemen, te leren of te verdedigen.
Dit alles geloof ik vast, leer en verdedig ik, niet met mijn eigen woorden, maar met uitspraken van het goddelijk Woord. Ik beloof dit naar Gods wil te doen zolang de Geest deze mijn ledematen regeert. Tenzij iemand anders op grond van een juist begrip van de leringen van de waarlijk heilige Schrift –net zo open en eenvoudig als ik in het voorafgaande gedaan heb– het tegendeel aantoont en bewijst. Het is ons namelijk even aangenaam en welkom als billijk en rechtmatig, ons eigen oordeel te onderwerpen aan de heilige Schrift en de kerk, die uit de Geest naar de maatstaf van de Schrift oordeelt.
Wij hadden alles ook nog uitvoeriger en uitgebreider uiteen kunnen zetten, maar omdat daartoe de gelegenheid ontbrak, stelden wij ons hiermee tevreden Wij geloven, dat het zo is. Er is weliswaar vast iets op aan te merken –wat tegenwoordig in het algemeen immers heel gemakkelijk is–, maar niemand kan het doen wankelen! Mocht iemand dit toch proberen, dan zal hij het niet ongestraft doen.
Huldrych Zwingli, reformator in Zürich
(”Verantwoording des geloofs voor keizer Karel”, 1530)