Friese kerkrentmeesters vrezen verplichte verkoop grond
Kerkrentmeesters uit verschillende Friese gemeenten zijn bang dat ze door de landelijke Protestantse Kerk in Nederland (PKN) verplicht worden om grond te verkopen. „Rijke gemeenten steunen armere, maar we moeten niet alle geld zomaar weggeven.”
„We zien dat de landelijke kerk steeds meer grip wil krijgen op het bezit van plaatselijke gemeenten, om dat geld te steken in goede plannen”, zegt Rein Boersma uit Schettens, voorzitter van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in Friesland. „Maar dat is wat ons betreft niet de weg die we op moeten. Het kan wel omgekeerd: kom eerst maar met goede plannen, en dan kijken we wel of daar geld voor beschikbaar is.”
Dat is de uitkomst van een vergadering die Friese kerkrentmeesters vorige week hielden rond de vraag hoe om te gaan met de reserves van de gemeenten.
De vrees dat de landelijke kerk op het vermogen van dorpsgemeenten aast is ontstaan door opeenvolgende maatregelen die zijn voorgesteld door de landelijke kerk. Vorig jaar bijvoorbeeld adviseerde de commissie ”Werkzaam vermogen” om een platform in het leven te roepen dat rijke en arme gemeenten bij elkaar zou moeten brengen, met als doel om het geschatte gezamenlijk vermogen van ruim één miljard euro van alle protestantse gemeenten in Nederland in te zetten „voor de verkondiging van het Woord en de dienst aan de samenleving.”
Dat plan sneuvelde op de generale synode, maar vorige maand opperde het Generale College voor de Behandeling van Beheerszaken (GCBB) dat de actuele boekwaarde van gebouwen en grondbezit in de begroting wordt opgenomen. Het GCBB zegt daarmee plaatselijke discussies over de vraag wat het vermogen van een gemeente is en hoe dat het beste kan worden ingezet te willen stimuleren.
Het is een misverstand dat het vermogen van een gemeente vrijelijk kan worden ingezet voor leuke of vernieuwende plannetjes, verwoordt Boersma de bezwaren van de Friese kerkrentmeesters. „De meeste Friese gemeenten zitten niet tegen de armoedegrens aan. Maar we staan ook voor grote financiële opgaves. Vrijwel ieder Fries dorp heeft wel een terp met een kerk. Dat zijn monumenten die in stand moeten worden gehouden. Dat kost geld, veel geld.”
Tienduizenden euro’s
Als gemeente kun je voor het onderhoud van die monumentale kerken wel subsidie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) krijgen, maar dat is lang niet voldoende. „Daar moeten geregeld tienduizenden euro’s bij”, aldus Boersma.
Veel gemeenten bekostigen dat uit de pachtopbrengsten van het grondbezit. „Voor het onderhoud van één monumentale kerk heb je vijftien tot twintig hectare grond nodig”, rekent Boersma voor. Samen bezitten de tweehonderd protestantse gemeenten in Friesland ongeveer 10.000 hectare grond. Dat is gemiddeld per gemeente vijftig hectare. Maar dat gemiddelde zegt niet zoveel: sommige gemeenten hebben nul hectare, anderen honderd.
Zo zijn de inkomsten niet eerlijk verdeeld, maar de lasten ook niet, benadrukt Boersma: „In mijn eigen gemeente Schettens-Schraard-Longerhouw-Wons hebben we bijvoorbeeld drie kerken die we op die manier onderhouden.”
Behalve het onderhoud worden ook bijvoorbeeld diaconale projecten bekostigd uit de pachtopbrengsten. Daarbij wordt breder gekeken dan naar alleen de eigen gemeente. Die solidariteit vinden hij en de andere kerkrentmeesters belangrijk, zegt Boersma. Maar de onderlinge steun kan alleen op de lange termijn in stand worden gehouden als het bekostigd wordt uit de opbrengsten van het bezit. „Het zou heel onverstandig zijn als we bijvoorbeeld grondbezit gedwongen moeten verkopen. Dan komen we in de situatie van de gemeente van Jeruzalem, die wel diakens maar geen kerkrentmeesters had. Paulus moest een forse fondsenwerving op poten zetten om de zaken daar recht te zetten.”