Naastenliefde én zelfverloochening
In Gouda komt een opvang voor verslaafden die een psychische stoornis hebben, zo meldde deze krant zaterdag onder de kop ”Tussen naastenliefde en eigenbelang”. De buren in Gouda zijn bang voor overlast. Ed van Hell en Corine de Jong pleiten, vanuit bijbelse overwegingen, voor naastenliefde én zelfverloochening.
In Nederland komen steeds meer dak- en thuislozen. Dat laten allerlei onderzoeken, waaronder die recent van het Leger des Heils, weten. Ze houden zich niet alleen op in de grote steden, zoals Rotterdam, Utrecht en Amsterdam, maar ook in middelgrote steden, zoals Veenendaal, Harderwijk en Zierikzee. We zien ze bij de supermarkten Straatkranten verkopen en als iemand een concert in de Rotterdamse Doelen heeft bijgewoond, staat er altijd een bij de uitgang.
Kortom, Nederlanders worden steeds vaker met dak- en thuislozen geconfronteerd. Iedereen vindt het belangrijk dat instellingen zoals het Leger des Heils en Ontmoeting hulp geven aan deze mensen. We doen graag een euro in de collectebus. Het zijn immers onze naasten die onze hulp nodig hebben?
Maar dan een stap verder. Er komt een opvanginstelling in de omgeving. Zoals in Gouda. De buurt protesteert. Want dak- en thuislozen in de woonomgeving is bedreigend, dat geeft een gevoel van onveiligheid. Meneer Baas uit Gouda over de toekomstige bewoners: „Een deel van de bewoners heeft bovendien een strafblad. Sommigen zijn ronduit gevaarlijk. Ik vind dat wij als burgers beschermd moeten worden tegen mensen die zo gevaarlijk zijn.”
Hieruit blijkt dat er een bepaald oordeel wordt geveld over dak- en thuislozen. Omwonenden weten bij voorbaat al dat de buurt onveiliger wordt en dat een „drugsverslaafde kwaad in de zin heeft.”
De reacties zoals van de buurtbewoners in Gouda komen we meer tegen. Dak- en thuislozen helpen is prima, maar dan wel op een afstand. En niet in mijn achtertuin.
Laten we eerlijk en nuchter zijn, in eerste instantie is de reactie van de buurtbewoners best te begrijpen. Je kunt toch beter een net gezinnetje naast je hebben wonen dan dak- en thuislozen die verslaafd zijn, psychische problemen hebben en misschien ook nog eens in de gevangenis hebben gezeten.
Maar, is daar alles mee gezegd? Is het werkelijke naastenliefde als we deze mensen steeds meer aan de rand van de samenleving laten terechtkomen? Wat verstaat de Bijbel onder naastenliefde? Dat Boek is immers de hoogste norm voor een christen.
Geen voorbehoud
In Romeinen 13 krijgen we een vermaning tot naastenliefde. „Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die de ander liefheeft, die heeft de wet vervuld.” De geboden van de tweede tafel worden in een hoofdstom begrepen, namelijk in het ”Gij zult uw naaste liefhebben gelijk uzelven”. Er wordt geen enkele voorwaarde aan die naaste gesteld. Er is ook geen enkel voorbehoud om die ander lief te hebben. Dit gebod laat niets aan duidelijkheid te wensen over.
De Heere Jezus heeft in alle volmaaktheid dit gebod vervuld. Hij zocht mensen op die door anderen waren afgeschreven. Hij moest door Samaria gaan om de Samaritaanse vrouw op te zoeken. Hij riep een Levi, die grof de hand lichtte met belastinggelden. Wat kunnen wij leren uit deze bijbelse opdracht? Hoe kunnen wij dit in de praktijk brengen?
In de eerste plaats is het belangrijk om oprechte belangstelling te hebben voor de leefwereld van de ander. Voor de oorzaken die ertoe hebben geleid dat iemand is terechtgekomen in het dak- en thuislozencircuit. Daarvoor moeten we met mensen in gesprek gaan. Laten we ons ervoor hoeden om direct een oordeel klaar te hebben, zónder dat we die ander gesproken hebben.
Misschien zegt u: „Dat vind ik moeilijk”, of: „Dat vind ik eng.” Probeert u het toch eens. En bedenk dat het ménsen zijn, net zoals wij allemaal. Het zijn niet in de eerste plaats dak- en thuislozen.
Christelijke barmhartigheid
In de tweede plaats kunnen we van de genoemde bijbelse opdracht leren dat naastenliefde veel verder gaat dan wij vaak in de praktijk brengen. Naastenliefde gaat inderdaad tot „in de achtertuin.”
Wanneer we het belangrijk vinden dat mensen aan de onderkant van de maatschappij geholpen worden, kan het toch niet zo zijn dat dat alleen maar op ruime afstand van ons gebeurt, zodat wij er in ieder geval geen last van hebben? Ligt er juist voor ons dan geen taak om de christelijke naastenliefde in praktijk te brengen? Door belangstellend te zijn voor de verslaafde, de dak- en thuisloze, de psychisch zieke. Door een open oor voor hem te hebben. Door hem als medemens te benaderen. Door christelijke barmhartigheid uit te stralen, zoals de Bijbel daarover spreekt.
En dan kan het zomaar gebeuren dat zo’n dak- en thuisloze je toch oplicht. Maandenlang heb je een aardig praatje met hem gehad, heb je samen koffie gedronken en dan tóch heeft hij je portemonnee gestolen. Nee, dat praten we niet goed. Zonden mogen nooit door de vingers worden gezien.
Maar de dak- en thuisloze blijft ondertussen wél onze naaste. Om hem lief te blíjven hebben als mijzelf vraagt zelfverloochening. Misschien wel heel veel zelfverloochening. Van huis uit zit dat in het geheel niet in de mens. Iedereen is geneigd om voor zijn eigenbelang op te komen en dat is het tegenovergestelde van zelfverloochening. Eigenliefde in plaats van naastenliefde.
De definitie van een christen (Zondag 12 van de Catechismus) dwingt ons om des te meer gevoed te worden vanuit Gods genade. Christus werd en wordt niet moe om zondaren tot Zich te roepen, ondanks hun vele, vele zonden. Naastenliefde „in mijn achtertuin”: het vraagt van de christen zelfverloochening.
De auteurs zijn directeur respectievelijk hoofd public relations en fondsenwerving van Stichting Ontmoeting.