Kerken in het Zuiden doen bijbelvertaalwerk
Tijdens het gesprek hamert de directeur van Wycliffe Bijbelvertalers Nederland verschillende keren met zijn vuist op tafel, overtuigd als hij is van het belang van een Bijbel in de moedertaal. Om het vertaalproces te bespoedigen -wereldwijd resten er nog 2700 talen waarin geen Bijbel is- gaat het roer 180 graden om.
Frans Visscher rommelt wat in de spullen op zijn bureau en legt een wit vel papier op tafel met daarop drie cirkels. In de elkaar overlappende cirkels staan de afkortingen van onder meer de woorden zending, ontwikkelingssamenwerking en bijbelvertaalwerk. „Het ideale plaatje”, volgens de directeur van Wycliffe Bijbelvertalers, een organisatie die zich bezighoudt met taalkundig onderzoek, bijbelvertaling en alfabetisering in minderheidstaalgroepen.
Zendings- en ontwikkelingswerk dat niet in de moedertaal gedaan wordt, schiet zijn doel voorbij, is de stellige mening van Visscher. „Waarom zou je bepaald gedrag vertonen als iets niet in je eigen taal wordt verteld? Voorlichting in het Engels komt helemaal niet over. Je moet erover kunnen discussiëren. Dat is voor mij een eye-opener geweest. Zeker waar het gaat om op de Bijbel gebaseerde aids-preventie; daar waar ontwikkelingswerk en zending elkaar overlappen.”
Aids-voorlichting is een middel om plaatselijke kerken enthousiast te maken voor bijbelvertaalwerk. Visscher: „Ze snakken naar voorlichting en gaan steeds meer verantwoordelijkheid nemen.”
In het verleden namen vooral Noord-Amerikaanse en Europese kerken het initiatief tot bijbelvertaling en betrokken zij vervolgens de lokale kerken in het Zuiden bij hun project. „De kerken in het Zuiden beschouwden zichzelf als zendingsveld. Dat ze zelf ook een zendingsveld hebben, bleef in het ongewisse”, verklaart Visscher. Juist omdat deze kerken nu beseffen dat ze niet alleen ontvangers, maar ook uitdelers zijn, gaat de traditionele aanpak -waarbij vooral Europeanen en Noord-Amerikanen de spil van het vertaalwerk vormden- op de schop. Deze oude werkwijze kenmerkte zich door een sterke oriëntatie op de beweging van het Noorden naar het Zuiden. Buitenlandse vertalers vestigden zich voor langere tijd in een taalgroep, leerden de taal en de cultuur kennen en zetten zich samen met de plaatselijke bewoners aan het vertaalwerk.
Op dit moment verschuift het bijbelvertaalwerk echter naar de kerken in het Zuiden. „De wereldkerk ontwikkelt zich en wij spelen in op dat proces. Bevolkingsgroepen die, waar ook ter wereld, nog geen Bijbel in de moedertaal hebben, vallen onder verantwoordelijkheid van gemeenten in hun eigen omgeving.”
In de nieuwe manier van werken gaan er nog steeds mensen zuidwaarts, maar dan als adviseur aan de zijlijn. Het „buitengewoon grote voordeel” van dit systeem is dat het werk minder kwetsbaar wordt. De uitval van experts betekent niet langer dat het project stilligt. Daarbij komt dat plaatselijke gemeenteleden zich nu eigenaar van het project voelen. Ze zijn niet langer toeschouwers. Visscher: „De lokale kerk zendt een vertaler uit en ondersteunt deze. Het is de kerk die het doet en de gemeente komt hiermee tot haar bestemming. De Heere zegent dat.”
Deze aanpak, waarbij de lokale gemeenten zelf de touwtjes in handen hebben, is een voorwaarde om het internationale project van de Wycliffe-organisaties (”Vision 2025”), te laten slagen. Voor 2025 wil Wycliffe in de 2700 talen waarin nog geen Bijbel is een vertaalproject op de rails hebben. In de afgelopen vier jaar begonnen de organisaties met 224 nieuwe vertaalprojecten.
„2025 is geen onrealistisch jaartal”, vindt Visscher. „Eigenlijk is Vision 2025 meer een slagzin. Het is de wens om een doelstelling te verwezenlijken. Als het niet lukt, is dat geen ramp. Maar”, voegt hij eraan toe, „met God is niets onmogelijk. Het project geeft een goede impuls aan deze manier van werken. Het is verbazingwekkend hoeveel het uitwerkt.”
Lastig is dat er voor Vision 2025 meer geld kost dan de traditionele wijze van werken. Visscher: „Daar worstelen veel mensen mee. Het vertaalwerk gaat met de nieuwe werkwijze sneller, maar er moeten wel fondsen voor zijn. We hebben nog niet voldoende kunnen werven, omdat we te weinig kantoorfinanciën hebben. We willen mensen laten zien dat als je geeft wat je geven kunt, je deel uitmaakt van de bediening. Ook daarvoor ben je het wereldwijde lichaam van Christus. Je geeft gehoor aan de zendingsopdracht en betekenis aan je leven.”
Visscher verruilt per 1 januari zijn werk op het kantoor boven in het statige gebouw in Driebergen voor een functie in het veld. Hij gaat werken voor enkele Afrikaanse Wycliffe-organisaties en zal projecten begeleiden waarin alfabetisering en op de Bijbel gebaseerde aids-voorlichting centraal staan.
Zijn beeld van de Afrikaanse kerk staat haaks op wat de meeste Nederlanders voor ogen staat als zij aan de kerk in het zuiden denken: een armoedig hutje van gras als kerkgebouw, halfnaakte mensen. Visscher is onder de indruk van de Afrikaanse kerkleiders. „Hun besef van afhankelijkheid is zo veel groter dan hier. Onderschat niet de invloed van het materialisme in het Westen. Het heeft zich vermengd met het christendom en het denken beïnvloed. Waar is de bereidheid tot opofferen? Een christen gaat toch door lijden tot heerlijkheid? We zitten in een geweldige gevarenzone.”
De directeur tikt op de tafel om zijn woorden kracht bij te zetten. „Je vindt bijna geen dominee die het zó durft te preken. We zijn bang voor radicaliteit.”
De aanhang van Wycliffe in de reformatorische gezindte groeit volgens de directeur. Hij ziet onder jongeren een groot potentieel voor het werken in de zending, dat in het Westen in onbruik is geraakt. „Zending vindt men tegenwoordig archaïsch, stoffig. Evangelisatie, oké, maar zending? In onze kerken kreeg je als zendingswerker op een gegeven moment een aureooltje om je hoofd, terwijl je jezelf zichzelf volstrekt incapabel voelde. Dat zorgde voor spanningen. Maar het postmoderne levensgevoel is anders. Het houdt niet van grote verhalen. Je bent daarin maar een schakeltje. Jongeren kunnen de verantwoordelijkheid leggen waar die hoort en zich schikken onder lokaal Afrikaans leiderschap.”
Een dienende houding doet recht aan het wereldwijde lichaam van Christus, zegt de directeur. „Dat er een wereldwijde kerk bestaat is heel mooi, maar het schept ook verplichtingen. Wij leefden tot nu toe als christenen volstrekt voorbij aan de kerk wereldwijd. Dat wordt ons tot schuld, met al die moderne communicatiemiddelen. Als meer dan de helft van het lichaam in nood is, functioneert het hele lichaam toch niet meer?”
Bijbelvertaalwerk behoort tot het wezen van het christendom, vindt Visscher. „Men vraagt zich wel eens af hoe iemand zijn leven kan wijden aan vertaalwerk. Ten diepste is dat te omschrijven als het geheim van de incarnatie. Het Woord van God in de moedertaal is een afschaduwing van het Woord dat vlees werd. God zoekt mensen op, God werd mens. Het boezemt me een heilige huiver in.”