Dicht bij God en dicht bij mensen
De kerk van vandaag is te evangelisatiegezind, ze moet wel voor de wereld bidden maar er ook met de rug naartoe gaan staan. Dat zei ds. H. de Jong recent in een interview met deze krant. In een serie van drie artikelen wordt verder ingegaan op de vraag hoe de kerk zich heeft te verhouden tot de wereld. De tweede aflevering: Dr. Stefan Paas vindt dat kerken die zich niets gelegen laten liggen aan de mensen om hen heen, geen kerken in de bijbelse zin van het woord zijn.
Wat is het DNA van de kerk? Wat is haar identiteit? De christelijke kerk weet zich uit de wereld geroepen door God de Vader, Die vanaf het begin van de schepping Zijn zondaarsliefde bekend heeft gemaakt. Zij noemt zich naar Christus, Die voor een verloren wereld Zijn heerlijkheid aflegde en een dienstknecht werd. Zij is woon- en werkplaats van de Heilige Geest, Die vanaf de eerste Pinksterdag bekendstaat als de Geest van de zending. Een kerk die zich keert tot haar eigen identiteit, zoals bijvoorbeeld ds. H. de Jong en ik allebei willen, zal daarom steeds meer ontdekken dat zij zendings- en evangelisatiekerk is. Dat kan niet anders. In haar wezen is de kerk een kerk die gezonden is naar een wereld in nood. Of die wereld daar nu iets van wil weten of niet. Zo simpel is het, wat mij betreft. Wie dicht bij God wil zijn, zal dicht bij mensen uitkomen.
Kerken en clubs
Kerken die zich niets gelegen laten liggen aan het feit dat er mensen om ons heen verloren gaan, zijn daarom geen kerken in de bijbelse zin van het woord. Het zijn religieuze clubs: groepen mensen die om godsdienstige redenen bij elkaar komen. Zulke clubs kunnen op het eerste gezicht wel erg veel lijken op kerken. Alle exercities worden er uitgevoerd: er zijn wekelijkse samenkomsten, er wordt gepreekt (al zal dit noodgedwongen niet over de breedte van de Schrift kunnen gaan, om de gewetens niet te zeer te verontrusten), er zijn clubs en verenigingen, er wordt gezongen op zijn tijd. Kortom, alles lijkt in orde. Maar iemand die er wat langer rondkijkt, zal van tijd tot tijd het onbehaaglijke besef bekruipen dat dit er wel uitziet als een kerk, maar het ergens toch niet is. Want een kerk is „van de Heere” en deze Heere heeft er geen geheim van gemaakt waarnaar Zijn hart uitgaat: naar de redding van zondaren.
Vooroordelen
Blij ben ik dat ook ds. De Jong benadrukt dat het hem er niet om gaat evangelisatie uit te bannen. Het gaat hem om het ’hoe’ ervan. Ik vind het alleen jammer dat de manier waarop hij zijn mening de wereld heeft ingestuurd (en waarschijnlijk ook de manier waarop het door de media is opgepakt) allerlei oude reflexen dreigt op te roepen en te bespelen. Ik noem er drie die ik nogal eens aantref:
„De kerk heeft een aantal ’eigenlijke’ activiteiten, zoals woordverkondiging, catechese en diaconaat, en daarnaast nog een aantal ’keuzemogelijkheden’, waarvan evangelisatie er een is”. De Jongs opmerkingen kunnen de reflex versterken dat evangelisatie iets is wat er toch niet helemaal bijhoort, iets wat zich ’naar buiten toe’ afspeelt, terwijl het ’eigenlijke’ werk naar binnen is gericht. Maar evangelisatie is niet een onderdeeltje van het gemeenteleven, een onderdeel dat ook wel gemist zou kunnen worden zonder dat er iets wezenlijks verandert. Evangelisatie is een ingrediënt van het gemeenteleven. Zonder een wezenlijk missionair accent ’smaakt’ de hele gemeente naar niets.
„Evangelisatie staat voor jachtigheid en actie, terwijl de eigenlijke bevindelijke omgang met de Heere staat voor verinnerlijking en rust.” Ik moet toegeven dat dit stereotiep helaas wel vaak werkelijkheid is: althans, het eerste deel ervan. Maar het is niettemin een valse tegenstelling. Ik heb al gezegd: Wie dichter bij de Heere mag komen, zal ervaren dat z’n liefde voor en bewogenheid met mensen groeit. Wie die vrucht niet ontwaart, moet twijfelen aan Zijn verhouding met de Heere. De apostel Johannes is daarover duidelijk genoeg in zijn brieven. Juist een bevindelijke kerk zal daarom een kerk van mededogen en liefde moeten zijn. Anders, met permissie gezegd, is die bevindelijkheid geen knip voor de neus waard.
„Meer open gemeente zijn, leidt onherroepelijk tot verlaging van het niveau en verschraling van het onderwijs.” Dat is ronduit onzin, al is het veelgehoorde onzin. Natuurlijk, we kunnen wijzen op de praktijk van veel ”evangelisatiediensten”, maar het is misschien niet voor niets dat dergelijke diensten vaak maar weinig niet-kerkelijken trekken. Zij wensen niet als zondagsschoolkinderen te worden aangesproken. Het is een misvatting om te denken dat kerkmensen veel steviger en diepgaander onderwijs nodig hebben dan mensen zonder kerkelijke achtergrond. Wij zijn van dezelfde lap gescheurd.
Waar het om gaat en waar het veelal aan ontbreekt, is dat in kerken doorgaans niet de levensthema’s waar mensen echt mee zitten, worden besproken. Veel preken gaan niet of nauwelijks over het leven dat echte mensen leiden. En dan maakt het niet zo heel veel verschil of die mensen kerkelijk zijn of niet. Daarbij komt dat, wanneer er in een kerk echt de wil is om anderen te bereiken, de Heilige Geest ons kan leiden op wegen om ons kerkelijk leven zo in te richten dat het ook mogelijkheden biedt voor mensen die niet in een kerk zijn opgevoed. Wijlen dr. Martyn Lloyd-Jones hield bijvoorbeeld elke (!) zondagochtend een evangelisatiepreek en in de zondagmiddagdienst een meer leerstellige en diepergravende preek. Verder zijn er allerlei mogelijkheden in catechese en kleinere groepen of kringen. De vraag is niet zozeer of het mogelijk is. Veelmeer: Zijn wij bereid?
Een ware profetie?
De artikelen van ds. De Jong hebben veel verzet opgeroepen. Enerzijds wordt in dat verzet veel jachtigheid en haastigheid ontmaskerd. We worden gewezen op het genoegzame en ontspannende werk van de Heilige Geest. Maar dat hoeft helemaal niet te gebeuren op de manier waarop ds. De Jong dat doet. In mijn ”Jezus als Heer in een plat land” heb ik hetzelfde voortdurend gezegd, maar zonder de oproep tot meer beslotenheid die ds. De Jong als remedie aandraagt.
Anderzijds proef je in deze kritiek ook de zorg van veel bewogen mensen, die al jarenlang aanlopen tegen de naar-binnen-gekeerdheid van veel kerken en dit soort geluiden daarbij niet erg verwelkomen. En dat begrijp ik heel goed. Als oudtestamenticus zal ds. De Jong weten dat een ware profetie niet alleen waar is omdat ze inhoudelijk klopt, maar ook omdat ze op het juiste uur en tegenover de juiste mensen werd uitgesproken. Mijn inschatting is dat veel van wat De Jong zegt -maar zeker niet alles!- op zichzelf genomen wel waar is, maar door hem is geuit in de verkeerde situatie en op het verkeerde moment. Veel kerken in Nederland zijn, ondanks alle gepraat daarover, volstrekt niet missionair - en voor mij is dat een bron van zorg en verdriet. En dat niet zozeer omdat ik de wereld zo liefheb, maar omdat ik de kerk liefheb en zou wensen dat zij meer van haar Christusgestalte liet zien.
De auteur is evangelisatieconsulent in dienst van de Christelijke Gereformeerde Kerken.