Rome mist bij Luther de bemiddeling van het heil
Een christen heeft directe toegang tot God en is geroepen die te beleven. Dat is de winst van Luthers visie op het algemeen priesterschap van alle gelovigen, zegt de rooms-katholieke priester dr. Martijn Pouw. „Maar het is bij hem alles of niets. De uiterlijke bemiddeling van het heil doet er niets toe.”
De priester uit Utrecht, lid van de conservatieve rooms-katholieke organisatie Opus Dei, is woensdag hoofdspreker op het onlinesymposium ”Priesterlijke zielen gevraagd m/v” aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Aanleiding is zijn proefschrift ”Greatness & Limits of Common Priesthood in 16th Century Reformation Theology (uitg. Summum, Kampen). Daarin bestudeert hij de visie van Luther en Calvijn op het priesterschap van alle gelovigen en vergelijkt hij die met de Rooms-Katholieke Kerk.
Luther verzette zich tegen de scheiding tussen het religieuze en wereldlijke domein, een aparte status van de geestelijkheid. Hij predikte radicale gelijkheid: alle christenen behoren tot de geestelijke staat. Tegenover de exclusieve bemiddeling door de kerk (lees: de clerici) stelde de zestiende-eeuwse hervormer dat iedere gelovige zich direct tot God, de Vader in Christus, kan richten. Hij keerde zich tegen de praktijk van de kerk in die tijd, waarin het gewone volk vooral op uiterlijke wijze deelnam aan de liturgie en sacramenten, maar onwetend bleef van de mysteries van het geloof.
Dr. Pouw: „Luther legt de nadruk op de innerlijke ervaring van verlossing. Maar dat gaat bij hem ten koste van de tijdelijke aardse werkelijkheid, waarin de zonde regeert. Het resultaat is een praktisch dualisme. Voor Luther is het altijd óf God, Die handelt, óf de mens, maar nooit samen. Deze visie heeft grote gevolgen voor het christelijk leven. Ook de gemeente heeft bij hem een ondergeschikte functie ten aanzien van het heil.”
Calvijn geeft eveneens geen ruimte voor de bemiddeling van het heil in het aardse, tijdelijke bestaan, aldus dr. Pouw. „Bij Calvijn is de ware kerk geestelijk en onzichtbaar, bestaande uit de uitverkorenen. De Heilige Geest is niet gebonden aan de middelen en kan zelfs direct werken zonder uitwendige bemiddeling. Christus is de enige Middelaar. De kerk kan dus nooit bemiddelen.”
E
n Rome dan?
„Voor een katholiek is de kerk de voortzetting van het heilsplan van God en die vindt gestalte in deze wereld. Dat is ook de inzet van Opus Dei: de heiligheid zoeken midden in deze wereld. Het geloofsleven, waarin de nadruk ligt op de verlossing, is bij Luther, en in mindere mate bij Calvijn, een schepping uit het niets, terwijl een katholiek spreekt van een genezing en verlossing van de bestaande, gevallen schepping. Bij Luther blijft de hele aardse werkelijkheid zondig en de gelovigen kunnen daardoor, ook niet samen met Jezus Christus, hun aardse werk en relaties niet heiligen, dat wil zeggen teruggeven aan God de Vader. God, die eeuwig is, moet naar ons toe komen in de tijd en ruimte en dat doet Hij ook door personen en in de sacramenten, vooral de eucharistie. Juist daar kunnen wij Hem ontmoeten, in het fysieke, niet alleen in het geestelijke.”
„
De pelgrim weet niet absoluut zeker of hij op zijn bestemming aankomt”, schrijft u. Deze zekerheid was juist de ontdekking van de Reformatie.
„Voor Luther is zekerheid heel belangrijk, zelfs de sleutel om zijn spiritualiteit te begrijpen. Maar omdat deze zekerheid los van zijn zondige aardse bestaan staat, moet hij als het ware de zekerheid, die feitelijk pas na de dood komt, naar voren halen om ze nu al te beleven. Dit is ook de reden dat hij de vrije wil afwijst; die laat ruimte aan onzekerheid. Katholieken weten echter pas ná hun dood zeker of ze gered worden. Het is geloof, hoop en liefde. Maar bij Luther worden de laatste twee, omwille van de zekerheid, opgeslokt door het geloof. Een katholiek kent de hoop als vertrouwen in de goedheid van de Vader, Die Zijn beloftes nakomt. Maar tegelijkertijd weet hij dat hij de mogelijkheid heeft morgen dat heil weer kwijt te raken, omdat God hem vrij laat Zijn genade te weerstaan en te verwerpen. God heeft dat risico willen lopen. Maar dat houdt niet in dat een katholiek volslagen onzeker is over zijn heil. De katholieke gelovige vertrouwt dat God hem in Zijn hand houdt, al is dat geen absolute zekerheid. Die is in dit leven voor een pelgrim onderweg nooit mogelijk.”