Mij dorst
Johannes 19:29
„Daar stond dan een vat vol edik, en zij vulden een spons met edik en omlegden ze met hysop en brachten ze aan Zijn mond.”
Gods kinderen zijn met een spons vergelijkbaar, niet stevig maar gezwollen, niet open en ontvankelijk voor de belijdenis, maar vol gaten door de kronkelige bochten van listen en lagen. Zeker, die drank bevatte ook hysop, een bescheiden plantje dat zich, naar men zegt, met zijn bijzonder krachtige wortels aan de rots vasthecht. Want er waren mensen onder dit volk voor wie deze schandelijke daad een bijzondere betekenis in zich droeg. Later zouden ze namelijk, door deze misdaad te verwerpen, komen tot vernedering van de ziel door berouw.
Maar Jezus, Die de hysop met zure wijn kreeg, kende hen. Want ook voor hen bad Hij toen Hij aan het kruis hing, zoals een andere evangelist getuigt: „Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.”
Dat Hij zei: „Het is volbracht”, waarop Hij het hoofd boog en de geest gaf, daarmee liet Hij niet de onafwendbaarheid van Zijn eigen dood zien, maar Zijn macht erover. Hij wachtte totdat alles wat de profeten over Hem hadden gezegd, in vervulling was gegaan. In de Psalm stond immers ook nog: „En zij gaven mij azijn toen ik verdorstte.” Zo liet Hij zien dat Hij de macht had om Zijn leven te geven, zoals Hij ook Zelf heeft getuigd. Hij gaf de geest door vernedering, dat wordt met „gebogen hoofd” bedoeld. Hij zal de geest terugontvangen door te verrijzen, met opgeheven hoofd.
Aurelius Augustinus,
bisschop te Hippo
”Preek voor Goede Vrijdag”, ca. 420