Jezus’ tere liefde
Johannes 19:27a
„Jezus nu, ziende Zijn moeder en de discipel, die Hij liefhad, daarbij staande, zei tot Zijn moeder: „Vrouw, zie uw zoon.” Daarna zei Hij tot de discipel: „Zoon zie uw moeder”.”
Het meest oprechte geloof dat zuivere eenheid teweegbrengt door de liefde bereikt niet iedereen zonder onderscheid. Het meest oprechte geloof wordt geschonken door de verborgen genade van God, alsof het door het lot toebedeeld was. Daarom werd er door Petrus tegen Simon de Tovenaar, die wel het doopsel bezat maar niet het oprechte geloof, gezegd: „U hebt part noch deel aan deze leer.”
Jezus herkende aan het kruis Zijn moeder en vertrouwde haar toe aan de leerling die Hij liefhad. Op het moment dat Hij als mens stierf, was dit de meest geschikte manier om Zijn menselijke gevoelens te laten zien.
Dat uur was nog niet gekomen toen Hij tegen Zijn moeder zei, voordat Hij water in wijn zou veranderen: „Vrouw, wat is er tussen u en Mij? Nog is Mijn uur niet gekomen.” Want Zijn goddelijkheid had Hij niet van Maria, die had Hij altijd al. Wel had Hij van Maria Zijn lichaam dat aan het kruis hing.
Hij zei: „Ik heb dorst.” Hij zocht geloof bij de Zijnen. Maar omdat Hij in het Zijne kwam en de Zijnen Hem niet aanvaardden, gaven ze Hem in plaats van de zoetheid van het geloofde zure wijn van het ongeloof, en dat nog wel in een spons.
Aurelius Augustinus,
bisschop te Hippo
(”Preek voor Goede Vrijdag”, ca. 420)