Snel een blokje om fietsen als de handhaver in zicht komt
Vrijdagavond 22.00 uur. In de Utrechtse binnenstad schieten jeugdige fietsers onverwacht een straat in. Ze mijden twee handhavers, kennelijk uit vrees voor een avondklokboete.
Hij oogt bozig. Nabij de Domtoren moet een man uitleggen waarom hij vrijdagavond na negen uur nog op straat is. Evita de Kruijff, buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) bij de gemeente Utrecht, heeft hem aangesproken. Mokkend haalt de voorbijganger, bos bloemen onder zijn arm, een werkgeversverklaring tevoorschijn. In orde, knikt De Kruijff. De man mag zijn weg vervolgen. Chagrijnig voegt hij de jonge handhaver neerbuigende opmerkingen toe: „Ik merk dat je niet zeker over komt. Leer ze nog.”
Relaxter verloopt een gesprek met een jongedame in de buurt van muziekgebouw TivoliVredenburg. Ze wacht bij een stoplicht. Handhaver De Kruijff en haar collega Addie Schrijvershof willen weten waarom ze na 21.00 uur nog op straat is. De vrouw vertelt dat ze haar trein heeft gemist en weer terugloopt naar haar woning. De Kruijff checkt de personalia van de vrouw én strijkt de hand over het hart. „Ze is nu in ons Utrechtse boa-systeem geregistreerd. Stel dat een van onze collega’s de vrouw morgenavond na negen uur wéér op straat tegenkomt. Als de vrouw dan opnieuw vertelt dat ze de trein miste, krijgt ze mogelijk wel een boete. Want dan worden de aanwijzingen sterker dat de vrouw de waarheid niet vertelt.”
Ook een jongeman, eveneens in de buurt van TivoliVredenburg, komt er rond 21.30 uur zonder boete van af. Hij dacht dat de avondklok pas om 22.00 uur zou ingaan, zo vertelt de jongeman aan handhaver Schrijvershof. „Ik kan me voorstellen dat mensen niet precies weten wanneer de avondklok opschuift van 21.00 uur naar 22.00 uur”, zegt de boa. „We houden de menselijke maat in het oog.”
Maar op andere momenten is Schrijvershof onverbiddelijk. „Onlangs kwamen we rond twee uur ’s nachts op straat twee jongedames tegen. Ze zeiden dat ze ruzie hadden gekregen in een gezelschap en daarom de straat op waren gegaan. Die dames hebben we wel een avondklokboete opgelegd. Ze hadden niet eens op zo’n feestje moeten komen”, vertelt de boa, lopend langs de grachten in de uitgestorven binnenstad.
Uit een raam schalt muziek. Op elkaar gepropte jongeren vieren een feestje op een bovenetage. De Utrechtse boa’s beperken zich tot handhaving op straat, dus ze grijpen niet in.
Na twee maanden avondklok wordt het begrip voor de boa’s minder, merkt De Kruijff. Al zegt ze nog geen agressie te hebben meegemaakt bij het uitdelen van boetes. Dronken studenten die tegen de regels in nog op straat zijn, spelen soms een „kat-en-muisspel” met de handhavers, merkt de boa. Zijn de studenten eenmaal gepakt, dan doen ze niet al te moeilijk, is haar ervaring. „Ze verstoppen zich voor de grap even achter een auto, maar leggen zich erbij neer dat ze een avondklokboete moeten betalen.”
Student Teun Buizert stapt van zijn fiets. Hij lapt de avondklok weleens aan zijn laars, vertelt de 21-jarige jongeman vrijdagavond in Utrecht, nog voor 21.00 uur. „Ik wil ’s avonds na negen uur soms een biertje drinken met vrienden. Iedere kans om wat sociaal contact te hebben, wil ik aangrijpen.” Naast hem knikt rechtenstudent Sebastiaan Roos (20). „Veel studenten zijn helemaal klaar met de coronamaatregelen. Ik ook. Al ongeveer een jaar ben ik niet op de universiteit geweest. Studenten bedenken trucjes om de avondklok te omzeilen. Liggend op de achterbank van een taxi laten ze zich vervoeren.”
„Ik begrijp dat mensen het helemaal zat zijn”, reageert boa Schrijvershof even later. „Het is niet mijn hobby om bekeuringen uit te schrijven. Maar op democratische wijze is besloten dat we de avondklok inzetten om een ernstige ziekte aan te pakken. Laten mensen nog wat geduld hebben.”
In de buurt van de Neude, een van de bekendste pleinen van Utrecht, zwalkt een man luid lachend rond. „Keesje”, weet boa De Kruijff. „Hij is vrolijk vanavond.” Het is een van de Utrechtse daklozen. Zij hoeven zich niet aan de avondklok te houden. „Ze hebben geen thuis.”