Christelijk gereformeerd door opoe Versluis
De gezamenlijke historische reizen brachten Luuk en Hermans Oevermans op het idee hun eigen familiehistorie te gaan beschrijven. In het eerste boek staan opa en opoe Versluis centraal, boek twee belicht hun eigen generatie. „De bekering van opoe bracht onze familie op een ander spoor.”
De twee boeken prijken op een standaard in de woonkamer van het gezin Oevermans in Bennekom. „Het familiealtaar”, lacht Herman (55), directeur onderwijs en onderzoek en directeur theologie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Luuk (62), teamleider Groene Hart bij Staatsbosbeheer, is vanuit Lexmond naar Bennekom gekomen. De broers hopen deze zomer voor de 25e keer een historische reis te maken. Deze keer naar Piëmont, om in het voetspoor van de waldenzen te gaan. Tijdens een van de reizen kwam de gedachte op om de geschiedenis van de eigen familie vast te leggen. „In 2011 maakten we op een terrasje in Heidelberg op een kladje de inhoudsopgave voor het eerste boek. Over opa Piet en opoe Pietertje Versluis.”
Luuk leverde het overgrote deel van de tekst en verzorgde de vormgeving. Herman schreef de excursen die de familiegeschiedenis in een breder kader plaatsen. „Rond de overgang van de 19e naar de 20e eeuw kwamen veel hervormde gemeenten van liberaal in orthodox vaarwater, omdat de gemeenteleden invloed kregen op het verkiezen van ambtsdragers. Moeder duikelde ooit de bekeringsgeschiedenis van Cornelis Terlouw op, een man die lid bleef van de Hervormde Kerk maar zijn geestelijke voeding vond bij rondreizende evangelisten. Door de kerkelijke ommekeer werd hij ouderling in de hervormde gemeente van Ameide. Een schoonzoon die van café naar kerk was bekeerd, stichtte de gereformeerde kerk. Voor een aantal zwervende gezelschapsmensen was de hervormde gemeente nog niet bevindelijk genoeg en de gereformeerde kerk te activistisch. Zij vormden in 1923 het christelijke gereformeerde kerkje aan de Achterweg.”
„Het had ook oud gereformeerd kunnen zijn”, vult Luuk aan. „Die mensen dachten totaal niet kerkelijk.” „Door de hervormden voelden ze zich niet altijd voor vol aangezien”, zegt Herman. „Later ontdekte ik dat trouwe hervormde gelovigen die geen bijzonder verhaal konden vertellen, zich omgekeerd weleens weggezet voelden door de bevindelijke ijk van dat kleine kerkje.”
Kerkelijk besef
Molenaarszoon Piet Versluis en zijn echtgenote Pietertje den Hartog behoorden tot de hervormde gemeente van Lexmond. „Het kwam tot een breuk door de krachtdadige ommekeer in het leven van opoe. Het hoe en waardoor is in nevelen gehuld, dat zullen we pas op de jongste dag horen. Na die verandering kwam ze in contact met de onkerkelijke bevindelijkheid en de mensen van de Achterweg in Ameide. Opa had groot respect voor zijn vrouw en volgde haar.” Het was door Sjaan, hun oudste dochter en de moeder van de twee gebroeders, dat het gezin zich daadwerkelijk aansloot bij de kleine christelijke gereformeerde kerk. „Voor opoe bleven kerkverbanden onbelangrijk, maar moeder ontwikkelde al vroeg kerkelijk besef. Door de kerkelijke wending is de secularisatie van de sixties aan ons voorbijgegaan. Andere nazaten uit de gezinnen waarin opa en opoe opgroeiden deden in de jaren 70 al nergens meer aan.”
Een belangrijke bron voor het eerste boek was een uitgebreid interview van broer Piet met opa Piet uit 1974, opgenomen met een ouderwetse bandrecorder. „Het leverde boeiende informatie en gekruide uitspraken op, onder meer over de Eerste Wereldoorlog. Opa sprak erover alsof die net achter de rug was. Tot hoge leeftijd bleef hij bezig. Zijn hele leven heeft hij keihard gewerkt. De machinist van het gemaal zei later tegen onze oom Kees: „Je vader heb het voor ons bedurve, want hij dee altijd zo veel mogelijk voor zo weinig mogelijk.”
Opa en oma Oevermans bleven in het eerste boek buiten beeld. „Daar kwamen we maar één keer per jaar, voor de verjaardag van opa op 1 mei. Op Koninginnedag werd er een auto gehuurd bij Pek en maakten we de grote reis naar Rotterdam.”
Sensatie
In 2012 was het boek gereed. In de schuur van oom Arie werd het door de auteurs aan de familie gepresenteerd „Dat was echt een happening. Moeder, zus Annie en neef Piet Versluis leefden helaas al niet meer.” In de zomer van 2016 begonnen ze aan het boek over de generatie van hun ouders en die van henzelf. Vooral voor Herman was dat belangrijk. „Mijn vader is jong gestorven, die heb ik niet goed gekend. Toen ik op een OV-fiets Rotterdam ging verkennen, realiseerde ik me pas hoe groot voor hem de overgang moet zijn geweest naar het besloten Ameide. Hij maakte gemakkelijk contacten, ook over de kerkgrenzen heen. Dat vond mijn moeder aanvankelijk een beetje eng. Bovendien was zijn geestelijke ligging wat anders. Voor de mensen van het kerkje in Ameide was hij te voorwerpelijk.”
„Hij stond bekend als een aardige man”, zegt Luuk. „Waarmee werd bedoeld dat het ware nog ontbrak.”
Het onderzoek naar het voorgeslacht Oevermans bracht de broers in Drenthe, waar ze verre familieleden ontmoetten. Onvergetelijk was het bezoek aan de jongste dochter van de Duitse dokter Brunzema in Emden, met wie vader Theo in contact kwam door zijn tewerkstelling in Duitsland. „Een man uit een vergelijkbaar kerkelijk klimaat. Ze spraken van hart tot hart over de Bijbel en zongen samen bij het orgel geestelijke liederen. Zijn hele leven hield vader contact met Brunzema. Die man heeft hij als een engel uit de hemel ervaren. De ontmoeting met de dochter van Brunzema was voor ons een sensatie.”
Dagboeken
Herman nam voor het boek ook alle dagboeken van moeder Sjaan door. „Die onderstreepten hoe intens eenzaam ze zich soms heeft gevoeld in de jaren na het overlijden van pa.” Ze leerde Theo Oevermans kennen dankzij een vriendin met familie in Rotterdam, waar ze soms logeerden. „Zo kwam ze tijdens de oorlogsjaren voor het eerst in de christelijke gereformeerde kerk aan de Coloniastraat, waar dominee Laman stond. Een kerk met 800 mensen, een pijporgel en een kanselredenaar die grote indruk op haar maakte. Dat moet een tempelervaring zijn geweest. Ze wist zich sterk aan het kerkje in Ameide verbonden, maar ten diepste was de sociale cultuur haar te benauwd. Haar grote helden waren niet Huntington en Warburton, maar ds. Poort, Richard Wurmbrand, dr. W. Aalders, ds. Herman Hegger en oud-zendingspredikant ds. Maarten Geleijnse. Naar de laatste twee ben ik vernoemd. Voor haar persoonlijk geestelijk leven is ds. R. Kok, de eerste predikant van christelijk gereformeerd Ameide, van grote betekenis geweest. Ze laafde zich aan zijn heldere Christusprediking en het uitzicht dat hij bood.”
Hoogtepunt van haar huwelijk was het laatste halfjaar met Theo, die op 53- jarige leeftijd overleed aan longkanker. Hij slaakte geen klacht, geestelijk kwam hij tot ruimte. „Ook in het kerkje van Ameide nam iedereen dat over. Als men iets als echt ervoer, werd er niet ingewikkeld gedaan.”
Gezelschap
Onvergetelijk zijn voor Luuk de zondagen waarop een predikant voorging in het kleine kerkje. „Dan werd er na de avonddienst ten huize van de familie Bor gezelschap gehouden. Als kinderen zaten we in een hoekje stil te luisteren. De avond werd besloten met het zingen van een psalm. Als opa werd gevraagd iets op te geven, antwoordde hij steevast: „Laten we het versje van mijn vrouw maar zingen.” Dat was Psalm 105:5.” „Dat ontroert me nog altijd”, bekent Herman. „Opoe bleef een gezelschapsvrouw, maar ze had blijkbaar toch oog voor Gods verbond en verwachting voor haar nageslacht.”
De twee broers weten zich vooral gevormd door moeder Sjaan. „Die sleepte ons mee naar alle plekken waar je iets goeds kon horen, zoals ze dat noemde. Daarom togen we naar de Houtrusthallen in Den Haag en de Nieuwe Kerk in Delft, waar Wurmbrand sprak. Ook Corrie ten Boom behoorde tot haar helden. Moeder had een grote Bijbelkennis en is jaren presidente van de vrouwenvereniging geweest, maar ze viel voor alle mensen met een authentiek geestelijk verhaal, ook als ze niet helemaal in haar eigen kader pasten. Daar zijn we haar dankbaar voor.”
Van grote betekenis voor hun vorming was ook lerend ouderling Andries van Rossem, die vele jaren het kerkje in Ameide diende. Een man met een ruim hart en een grote mensenkennis, opgedaan in de glasfabriek van Leerdam. Herman genoot vooral van de voorafspraken. „Als hij was getroffen door een overstroming in India of een aardbeving, kon hij daar voor de vuist weg een kwartier over praten.”
„Hij citeerde ook weleens een gezang”, herinnert Luuk zich. „Toen ik leider van de jeugdvereniging was, reed ik in de week voor de jaarvergadering met mijn gezangenbundel onder de snelbinders naar Van Rossem om zijn goedkeuring te vragen over het lied dat ik had uitgezocht. Kwam er gedoe van, dan was het prettig als hij zijn fiat had gegeven. Het was een irenische man, gehecht aan het oude en vertrouwde. De nieuwbouw van de kerk heeft hij lang tegengehouden. Die is pas in gang gezet nadat moeder een stevige brief aan de kerkenraad had geschreven.”
„Wij hebben geprobeerd onze grootouders, ouders en de mensen om hen heen eerlijk te beschrijven”, zegt Herman, „maar de laatste geheimen laten zich door ons niet ontrafelen. Die lagen tussen hen en God. Bezig zijn met je biografie is Bijbels bezien niet iets van louter historische interesse. Het is ook gevoelig worden voor de glimpen en flitsen van het werk Gods in het voorgeslacht, in de hoop dat het verhaal vruchtbaar is voor het volgende geslacht. Het opschrijven had voor ons iets van een evangelisch gebod.”
„We hebben de kracht van het geloof in het leven van onze ouders gezien”, bevestigt Luuk. „Dat heeft op ons een stempel gezet.”