Abortuswet
Staatssecretaris Ross-van Dorp schuift de evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (’abortuswet’) op de lange baan. Twee jaar geleden, nog voor de verkiezingen, zei Balkenende dat hij haast wilde maken met die evaluatie en zo is dat ook afgesproken in het regeerakkoord. Nu blijkt dat het niet 2004 maar op zijn vroegst eind volgend jaar of pas in 2006 wordt.
Dat is jammer, want er is zeker geen reden tot optimisme. Weliswaar is in 2003 voor het eerst het aantal abortussen in Nederland gedaald, maar dat leek toe te schrijven aan het afnemende aantal asielzoekers. Die daling is dus waarschijnlijk eenmalig. Sinds begin dit jaar vergoedt het ziekenfonds de anticonceptiepil niet meer en in de eerste acht maanden van dit jaar zijn 29.000 vrouwen gestopt met het slikken van de pil. De Rutgers Nisso Groep, die dat heeft onderzocht, verwacht een toename van het aantal ongewenste zwangerschappen en abortussen. Voor dit jaar constateren de onderzoekers alweer een stijging. Omdat het kabinet daarvoor medeverantwoordelijk is, mag de evaluatie van de abortuswet niet langer op zich laten wachten.Ondanks het uitstel van het debat doet de staatssecretaris, van CDA-huize, alvast een voorschot op de evaluatie. In het feministische blad Opzij van deze maand zegt ze: „Ik heb geen enkel plan om die wet te verslechteren.” Voor de lezers van Opzij zal meteen duidelijk zijn dat Ross niet de bedoeling heeft de wetgeving aan te scherpen door bijvoorbeeld de periode van de zwangerschap waarbinnen abortussen uitgevoerd mogen worden in te korten van 24 naar 20 of zelfs 12 weken. Lezers van deze krant zouden dat eerder uitleggen als een verbetering van de wet.
Daarmee is duidelijk hoe Ross het debat zal inzetten. Haar houding lijkt op het eerste gezicht niet in lijn met die van CDA-kamerlid Ormel, die zaterdag in een discussiebijeenkomst van de VBOK de degens kruiste met andere politici. Ormel vindt „dat al het leven beschermwaardig is, vanaf het prilste begin.” Dat is een uitstekend vertrekpunt. Ormel trekt echter de verkeerde conclusie: verlaging van de grens is niet goed, want dat impliceert dat de beschermwaardigheid van het leven toeneemt met de leeftijd van de foetus. Als Ormel consequent zou zijn, moet hij dus ook tegen de 24-wekengrens zijn, want die impliceert eveneens een verschil in beschermwaardigheid vóór en na die grens. Overigens heeft hij in september nog gepleit voor verlaging tot twintig weken.
De verwachtingen van die bespreking moeten echter niet te hoog gespannen zijn. Ormel zal het daarbij aan de stok krijgen met VVD-kamerlid Griffith. Zij was absoluut niet onder de indruk van recente foto’s van twaalf weken oude foetussen die geeuwen, duimen en lachen. Zaterdag pleitte ze zelfs voor het afschaffen van de bedenktermijn van vijf dagen. Abortus mag in haar ogen ook in de waan van het moment gebeuren: wie ervan overtuigd is een abortus te willen, moet direct terechtkunnen. Dat is de doodsteek voor het werk van de VBOK, die juist in die bedenktijd alternatieven kan voorhouden en daarmee levens kan redden. Griffiths stelling dat de bedenktermijn naar „maximaal vijf dagen” terug moet, is absurd: langer denken dan vijf dagen mag dus niet meer?