„Bloedbad Srebrenica was vooropgezet plan”
Een Servische commissie erkent in haar eindrapport over het bloedbad in Srebrenica dat de massamoord op 7800 mannen en jongens in de Bosnische moslimenclave in 1995 onderdeel was van een vooropgezet plan.
Dat heeft Bernard Fassier, de plaatsvervanger van de internationale bestuurder van Bosnië, Paddy Ashdown, maandag gezegd. Fassier benadrukte dat de Bosnisch-Servische regering de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal nog moet verbeteren.
Het rapport is vorige maand aan de regering van het Servische deel van Bosnië gepresenteerd, maar nog niet openbaar gemaakt. Fassier zei dat de commissie van rechters en juristen 34 lijsten van slachtoffers heeft opgesteld en is uitgekomen op een totaal van 7800 doden. Het rapport vermeldt de ligging van massagraven en ook de namen van mogelijke daders, zei hij.
De gegevens zullen aan justitie ter beschikking worden gesteld. Het Joegoslavië-tribunaal voert al jaren processen wegens de Srebrenica-genocide. Het VN-hof had tot nu toe grote problemen met de gebrekkige medewerking van de republiek.
Het rapport is opgesteld na lang aandringen van Ashdown. Fassier zei dat de onderzoekscommissie een historische taak heeft volbracht, die zal bijdragen aan verzoening. Hij prees de Bosnisch-Servische regering voor de officiële erkenning van de verantwoordelijkheid voor de „moedwillige, grootschalige wreedheden die in Srebrenica hebben plaatsgehad.” Het is volgens Fassier ook de eerste keer dat de Bosnisch-Servische regering toegeeft dat er genocide (volkerenmoord) heeft plaatsgevonden.
Srebrenica was een Bosnische enclave die door het Nederlandse Dutchbat werd beveiligd. De slecht bewapende Nederlandse vredestroepen konden echter niets uitrichten tegen het Servische leger. De affaire liep in Nederland uit op een groot onderzoek door het NIOD en de val van het tweede kabinet-Kok in april 2002.