Grote banken verliezen op Wall Street
Grote banken behoorden vrijdag tot de verliezers op Wall Street. De Federal Reserve maakt een einde aan een tijdelijke versoepeling van bepaalde regels die voor kredietverstrekkers gelden, waardoor ze weer veel meer kapitaal moeten aanhouden. Techfondsen herstelden juist van de forse verliezen een dag eerder en sloten veelal met winst.
Wegens de coronacrisis stond de Fed het banken een jaar geleden toe om lagere kapitaalbuffers aan te houden voor eventuele verliezen op staatsleningen die op hun balans staan. Ook enkele andere buffereisen werden versoepeld, maar aan die coulance komt na deze maand een einde, zo gaf de koepel van centrale banken aan.
Aandelen van financiële concerns als Bank of America, JPMorgan Chase, Citi en Wells Fargo verloren tot 2,9 procent. Eerder deze week zetten beleggers deze fondsen nog hoger met het oog op de oplopende rentes en verwachte economische groei.
De verliezen van banken drukten de Dow-Jonesindex in het rood, met een min van 0,7 procent tot 32.627,97 punten. De brede S&P 500 verloor 0,1 procent tot 3913,10 punten
Techaandelen presteerden beter. De Nasdaq herstelde enigszins van het zware verlies op donderdag met een winst 0,8 procent tot 13.215,23 punten. Een dag eerder leidde de vrees voor een overwaardering van snelgroeiende techbedrijven nog tot een verlies van meer dan 3 procent van de technologiegraadmeter.
Een andere opvallende winnaar was pakketbezorger FedEx, die ruim 6 procent meer waard werd. Het bedrijf zag in het afgelopen kwartaal de resultaten fors verbeteren dankzij de aanhoudend sterke vraag naar thuisbezorging door het vele onlineshoppen in coronatijd.
Nike eindigde de sessie bijna 4 procent lager. Het sportkledingmerk had afgelopen kwartaal last van het wereldwijde tekort aan zeecontainers waardoor het vervoer van schoenen en kleding naar de Amerikaanse thuismarkt vanuit buitenlandse fabrieken werd vertraagd, net als van oponthoud in havens. Dat leidde tot een gebrek aan spullen waardoor de verkoop in Noord-Amerika lager uitviel.
De euro was 1,1904 dollar waard, tegenover 1,1907 dollar na het slot van de Europese beurshandel. De olieprijzen veerden wat op na de val van 8 procent op donderdag. Een vat Amerikaanse olie werd 2,5 procent duurder op 61,49 dollar. Brentolie kostte 2,1 procent meer op 64,58 dollar per vat.