Meditatie: Sara’s ongeloof
„En de Heere bezocht Sara, gelijk als Hij gezegd had.” - Genesis 21:1
Mocht Sara altijd geloven dat de Heere haar genadiglijk zou bezoeken, zodat Hij Zijn belofte waar zou maken? We lezen in Hebr. 11:11: „Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.” Hoe moeten we dit verstaan? Toen de tijd van de vervulling der belofte uitbleef, wachtte Sara toch niet op het heil des Heeren, Die machtig is te verlossen? „Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de Heere heeft mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden.”
Ze wachtte niet op het genadig bezoek des Heeren, met al de droevige gevolgen van dien in haar huis. Doch de Heere sprak tot Abraham om Sarai’s naam te veranderen in Sara, omdat de Heere haar zeker zou zegenen ofwel genadig zou bezoeken (Gen. 18).
En toen de drie mannen tot Abraham gekomen waren die van voornemen waren om Sodom te verwoesten, heeft de Heere hem opnieuw verzekerd van de geboorte van de beloofde zoon: „Ik zal voorzeker weder tot u komen omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben.”
Sara hoorde de Heere dit zeggen, en zij lachte uit ongelovigheid, en zeide bij zichzelf: „Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben en mijn heer oud is?” (Gen. 18:10-12). O, dat Godonterend en zielschadelijk ongeloof, wat brengt dit Gods volk in duisternis en banden van satan! Nee, Sara was geen ongelovige, doch het ongeloof kreeg wel voor een tijd de overhand. Alhoewel het gelóóf nooit onderhevig is aan twijfel, geldt dit van de gelovige wel, indien het ware geloof niet in beoefening is.
Sara zag op de omstandigheden, en toen werd het voor haar onmogelijk te geloven dat zij de beloofde zoon zou krijgen. Ondanks haar wangestalte, werd het ware geloof in haar ziel niet verstikt, zodat we lezen: „Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen om zaad te geven” (Hebr. 11:11).
Het ongeloof kan het wezen des geloofs nooit tenietdoen. Nee, dit lag niet aan Sara, noch aan een van Gods kinderen, maar aan de Heere, Die Zijn Kerk heeft liefgehad met een eeuwige liefde, en die haar door Christus heeft gekocht. Op grond van Zijn verworven gerechtigheid en voorbede zal het geloof nooit verloren gaan. Denk aan de apostel Petrus, die zijn Heere verloochende, doch die tevoren de belofte had gekregen: „Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude” (Luk. 22:32). En daarom lezen we ook in onze tekstwoorden dat alhoewel Sara ontrouw was, de Heere de Getrouwe blijft! „En de Heere bezocht Sara, gelijk als Hij gezegd had.”
Geve de Heere ook nog een genadig bezoek aan Zijn kerk op aarde, opdat de onvruchtbare Sara geestelijke kinderen mag voortbrengen. Sterke de Heere het geloof van Zijn volk in Zijn Woord en belofte. Laat de beproevingen vele zijn, laat de hel vrij woeden, doch de belofte Gods kan nooit tenietgedaan worden. Grijpt moed, bedrukt volk van God, wat ertegen op komt, doch Hij zal u niet begeven. De Heere zal voor Zijn kerk zorgen en Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen. Een persoonlijke vraag: wie worstelt er om een genadig bezoek des Heeren?