Overhaast
Dr. B. J. Spruyt, directeur van de conservatieve Edmund Burke Stichting, blijft vriend en vijand verbazen. De leden van zijn eigen comité van aanbeveling moesten vrijdag en zaterdag uit de media vernemen dat ’hun’ directeur de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van het instituut in de waagschaal stelt door zich intensief te bemoeien met de oprichting van een nieuwe, conservatieve partij. Zij reageerden dan ook ”not amused”.Kernachtig was de reactie van oud-CDA-kamerlid Hillen, die het „heel jammer” vindt dat de Burke Stichting „nu geen onafhankelijk discussieplatform meer is.” Hij slaat daarmee de spijker op de kop.
Merkwaardig is het dat de grote man van de Burke Stichting dat zelf niet inziet. In een interview met deze krant gaf hij gisteren aan dat zijn nauwe samenwerking met het onafhankelijke kamerlid Wilders niet betekent dat hij zijn zelfstandigheid verliest. Ook zou de principiële onafhankelijkheid van de Burke Stichting door de nieuwste ontwikkelingen niet aangetast worden.
Maar dat is natuurlijk onmogelijk. De drie leden die met onmiddellijke ingang uit het comité van aanbeveling stapten, onder wie SGP-voorlichter De Bruyne en CU-senator Van Middelkoop, voelen dat haarscherp aan. Het is in de politiek niet denkbaar van twee walletjes te eten. Je bent óf een onafhankelijke denktank die elke partij die daarvoor openstaat van ideeën wil bedienen, óf een instantie die zich met voorrang verbindt aan één concrete politieke groepering. Wie een complete grondslag aan een partij aanlevert, kiest voor die tweede route en laat de eerste los.
Een poging aan dat dilemma te ontsnappen, blijft steken in weinig overtuigend getheoretiseer. Wat bij waarnemers nu vooral kracht doet is het gisteren op tv getoonde beeld van Wilders en Spruyt die elkaar vriendschappelijk de hand drukken. De niet meer uit te wissen indruk is: die twee horen bij elkaar.
De grote vraag is of deze strategiewijziging van de Burke Stichting verstandig is. Hij lijkt voor een belangrijk deel ingegeven door de wens op relatief korte termijn concrete resultaten te behalen. Enige tijd geleden gaf Spruyt al aan dat hij in het uit de VVD-fractie treden van kamerlid Wilders dé grote kans zag voor een nieuwe, conservatieve partij in Nederland. De moord op Van Gogh heeft het duo deze week blijkbaar de gedachte ingegeven dat nu een publicitair gunstig moment was aangebroken om hun liaison wereldkundig te maken.
Al met al wekken zij de indruk tamelijk overhaast te werk te zijn gegaan, gretig toehappend om het grote moment niet verloren te laten gaan. De eerder door Spruyt geponeerde stelling dat een conservatieve beweging pas werkelijk kan gedijen in een tweepartijenstelsel, lijkt inmiddels ver op de achtergrond geraakt.
Of het met de nieuwe partij iets wordt, zal de toekomst leren. In een tijd waarin er weinig vastigheden meer zijn en er een groot potentieel aan zwevende kiezers bestaat, is overweldigend succes zeker mogelijk. Maar het is evenmin uit te sluiten dat de voorspelling van minister Remkes van Binnenlandse Zaken bewaarheid wordt. Die merkte onlangs cynisch op dat tot nu toe in Nederland elke beweging rechts van de VVD aan onmin en affaires ten onder is gegaan.
Zou het daarop uitdraaien, dan zou dat heel jammer zijn. Want dat het conservatieve gedachtegoed waardevolle elementen bevat, maakt de Contourennota van Spruyt en Wilders opnieuw duidelijk.
Helaas zullen we nooit weten of dat gedachtegoed toch niet effectiever via de trage, gestage drup van een door ieder gerespecteerd onafhankelijk instituut aan de man gebracht had kunnen worden. Die weg is nu afgesloten.