Herkozen Bush drijft Oslo mogelijk in armen van EU
Met een negatieve uitval naar de zojuist herkozen Amerikaanse president George Bush heeft de Noorse premier Kjell Magne Bondevik de discussie over een nieuwe poging tot aansluiting bij de Europese Unie een nieuwe impuls gegeven.
Precies 10 jaar na het tweede nee van de Noren tegen de Europese Unie zei Bondevik in reactie op de herverkiezing van Bush dat Noorwegen daardoor wel eens gedwongen kon worden om in Brussel aan te kloppen voor een volwaardig lidmaatschap. Als gevolg van nog een termijn voor Bush bestaat immers de kans dat de kloof tussen Europa en de Verenigde Staten nog verder groeit, aldus de regeringsleider in Oslo. „Een discussie over de noodzaak van meer aandacht voor de EU en samenwerking in Europa zou daardoor onvermijdelijk worden”, aldus de premier.
De discussie over Noorwegens specifieke positie ten opzichte van de Europese Unie is met deze uitspraak weer volop actueel. De tijd daarvoor lijkt -nog geheel afgezien van de al dan niet dieper wordende Noord-Atlantische kloof- meer dan rijp. In vergelijking met 1994 heeft de situatie in Brussel ingrijpende wijzigingen ondergaan, met name door de uitbreiding per 1 mei met Oost-Europese staten.
Noorwegen vormt nu niet langer alléén in Scandinavië een merkwaardige uitzondering als het gaat over de EU, maar in het héle Oostzeegebied. Op Rusland na zijn inmiddels alle oeverstaten lid, inclusief Polen en de drie Baltische republieken. De afgelopen tien jaar hebben de Noren steeds meer ondervonden dat het één ding is om niet mee te doen, maar een ander ding om alleen te staan.
Noorwegen is geen land dat zich aan de politieke en economische consequenties van wat zich in Brussel afspeelt, kan onttrekken en dat heeft het in feite ook nooit gewild. Samen met IJsland en Liechtenstein is Noorwegen verdragsmatig hecht met de Unie verbonden in de zogenaamde Europese Economische Ruimte (EER).
Simpel gezegd komt deze regeling hierop neer dat de drie bedoelde staten wel meedraaien op het punt van het vrije verkeer van personen en goederen -en daarom ook alle in Brussel bekokstoofde richtlijnen uitvoeren- maar in de Belgische hoofdstad niet aan tafel zitten als de besluitvorming plaatsvindt. Kortom: Noorwegen moet wel doen wat de EU zegt, maar heeft geen inspraak.
Noorse politici -Bondevik incluis- hebben er tot op zekere hoogte mee leren leven. Temeer daar het land als EER-verdragspartner een flink aantal voorwaarden heeft weten te stellen. De belangrijkste daarvan hebben betrekking op de handel in landbouwproducten. Tegen de import van levensmiddelen uit de EU heeft Noorwegen een hoge tolmuur opgetrokken. Het land heeft zijn eigen subsidieregelingen en regelt de markt voor graan, vlees, zuivel en dergelijke volledig zelf.
Geld hiervoor is er genoeg. Volgens de in oktober door de minister van Financiën ingediende begroting voor 2005 heeft de staat eind volgend jaar een spaarpot van zo’n 155 miljard euro opgebouwd uit de belastingopbrengsten van olie- en gaswinning. Daarvan zijn de lopende uitgaven van het rijk al afgetrokken. Argument voor de bescherming van de Noorse landbouw is dat deze het bij een vrije handel met de EU al gauw zou moeten afleggen.
Wel voorziet het EER-verdrag in een geleidelijke afbouw van de Noorse tolmuren en zijn er de afgelopen tien jaar door het landbouwministerie talrijke schitterende beleidsplannen opgesteld om de agrarische sector EU-fit te maken, maar het schijnt allemaal weinig geholpen te hebben. Boerenorganisaties waren toen al de grote motor achter het volksverzet tegen de EU -net als in 1972 toen voor de eerste keer nee werd gezegd- en dat zijn ze nog steeds. Al ruim een jaar bereiden de boerenbonden zich intensief voor op een nieuw EU-referendum, om zodra zich dat aandient in volle hevigheid een nieuwe neecampagne te lanceren.
De christen-democraat Bondevik, die een deel van zijn aanhang onder de plattelandsbevolking rekruteert, moet tegen deze achtergrond voorzichtig opereren in de EU-kwestie. Zijn partij, de Kristelig Folkeparti, is nooit een warm pleitbezorger van de Unie geweest. Integendeel.
Het verschil tussen 1994 en nu is echter dat de EU een vergaande hervorming van het agrarische beleid heeft aanvaard. De landen krijgen daardoor veel meer mogelijkheden om individueel subsidiebeleid te ontwikkelen. Het subsidieargument komt daardoor voor de Noorse boeren wel een beetje op losse schroeven te staan. In de verte dreigt verder een volledige liberalisering van de wereldhandel in WTO-verband.
Een deel van de Noorse tegenstand tegen de EU wordt echter tevens ingegeven door een brisante mix van nationalistische emoties en antikapitalistisch sentiment. In die zin kan Bondeviks negatieve uitlating over het tweede ambtsmandaat voor Bush worden opgevat als een slimme zet om een groter deel van de burgerij over de streep te krijgen bij een volgend referendum over de EU.
Het komt er ongetwijfeld weer een keer van, hoewel Bondevik nog als een kat om de hete brij heen draait. De onvermijdelijke opiniepeilingen beloven dat het de derde keer wel eens raak zou kunnen zijn: de aanhang van verklaarde neestemmers is gezakt naar 42 procent, terwijl de voorstanders de 50 procent naderen.
Gekwalificeerde waarnemers, waaronder het Noorse Instituut voor Buitenlandse Zaken, een adviserend orgaan, denkt dat Noorwegen in 2007 in Brussel op de mat staat met een sollicitatie. Dat zou dan twee jaar zijn na de viering van het eeuwfeest van de Noorse onafhankelijkheid.