De les van Luther
- Uit hoeveel kelen heeft het afgelopen zaterdag of zondag niet geklonken, het Lutherlied, met zijn bekende openingszin: „Een vaste burcht is onze God.” Wat een geestelijke rijkdom wordt ontsloten zodra liederen uit de tijd van de Reformatie worden gezongen. Maar ook: wat een benauwde tijden waren dat! In de 16e eeuw woedden burgeroorlogen, waren er bloedige opstanden en werd Luthers ”nieuwe leer” te vuur en te zwaard bestreden.
Zou het toeval zijn dat die geestelijke rijkdom zich manifesteerde te midden van zulke zware tijden? Vanuit de Bijbel weten we dat die samenhang juist een basisprincipe in Gods Koninkrijk is. De theoloog W. Aalders heeft dat uitgewerkt en samengevat in het begrip: Pascha. Die term verwijst natuurlijk allereerst naar de uittocht van het volk Israël uit Egypte, met de benauwde doortocht door de Rode Zee als dieptepunt. Of was het een hoogtepunt? Dat was het zéker. En wel als diepdoorleefde ervaring van Gods nabijheid en uitredding. Akelige ervaringen willen we doorgaans het liefst zo snel mogelijk vergeten, maar deze is meegetrokken met het volk, en zelfs verwerkt tot een loflied. Niet enkel van Israël, maar ook van de Kerk. Dat houdt verband met een ander heilsfeit waarin het oudtestamentische Pascha zijn vervulling heeft gekregen: het lijden, sterven en opstaan van hét paaslam, Jezus Christus. Langs die weg heeft God Pascha gemaakt tot levensprincipe van de individuele gelovige en van Zijn gemeente in deze wereld.
En met name over dat laatste heeft Aalders wezenlijke dingen geschreven. „Pascha, dat is niet: heilsgeschiedenis, maar veeleer stervensweg. (…)Er is sprake van: als een onwillige heengedreven worden door duisternis, onweer, storm, waarbij (…) elk initiatief ons ontnomen wordt. Sinds onheugelijke tijden is het woord Pascha dan ook verbonden met lijden, in de zin van passief zijn en van smart ondergaan.” En, zo kunnen we Aalders samenvatten, juist langs die weg worden Gods nabijheid en zorg het meest ervaren én bezongen.
Nu staan Aalders woorden niet op zichzelf. Zoals in veel van zijn boeken fulmineert hij ook vanuit dit Pascha-begrip tegen marxistisch denkende theologen die de heilsgeschiedenis laten opgaan in onze eigen geschiedenis. Alsof Gods heil in Christus nog inhoudelijke voltooiing vraagt in ons doen en laten. En alsof het daarom met het wereldgebeuren nog wat wordt. In plaats van een bedreiging krijgt het wereldgebeuren zo iets van een bevrijding. Wat in Gods ogen sluitingstijd (eindtijd) is geworden, maken zij tot openingstijd.
Moet je per se marxist zijn om in zo’n zotte verleiding te komen? Was dat maar waar. Bij alle goede dingen die er te zeggen zijn over de Amerikaanse president Bush kleeft er aan zijn positie als leider van de enig overgebleven supermacht óók zo’n verleidelijk element. Namelijk om hem te gaan zien als een moderne Mozes die de wereld zal bevrijden van vrees en benauwdheid.
Voor je het weet ga je daar zelfs als christen in geloven en timmeren we met behulp van het Amerikaanse leger onze bruggetjes over de Rode Zee van ons tijdsgewricht.
Laten we in plaats daarvan maar snel beginnen het Pascha-motief te leren verstaan. Want wie weet hoe snel onze valse zekerheden ons uit handen worden geslagen door nieuwe catastrofes. Dan komt het erop aan van binnenuit dat Pascha-motief te kennen. Er zelfs van te zingen. „(…) neem goed en bloed ons af, het brengt u (satan) geen gewin; wij gaan ten hemel in, en erven koninkrijken.”
Doorgaan dus, met die reformatieherdenkingen, liefst meerdere keren per jaar.
Ab Jansen