Geen drugs op straat toestaan
De criteria voor de verkoop van softdrugs zijn verscherpt. Toch is juist deze markt sterk vercriminaliseerd. Mr. A. Rouvoet en L. Scheijgrond
pleiten voor een duidelijker beleid en een gebruiksverbod in de openbare ruimte. Op of buiten het schoolplein kijkt niemand ervan op als je leerlingen tegenkomt die, onder het motto „een joint in de morgen is een dag zonder zorgen” gezamenlijk staan te blowen. Dat dit blowen absoluut niet zorgt voor een zorgeloos bestaan is hen niet duidelijk. Dit wordt mede veroorzaakt door de boodschap die uitgaat van het Nederlandse gedoogbeleid. Dit beleid leidt ertoe dat mensen het idee krijgen: Softdrugs, maar ook bijvoorbeeld xtc, zijn zo slecht niet.
De laatste jaren is het Nederlandse drugsbeleid al aangescherpt. Het beleid is erop gericht het verhandelen van softdrugs in coffeeshops te gedogen, wanneer deze shops voldoen aan de AHOJ-G-criteria. AHOJ-G staat voor geen Affichering, geen Harddrugs, geen Overlast, geen verkoop aan Jongeren en geen verkoop van meer dan 5 gram per persoon per dag. Aan die criteria wordt nu strakker vastgehouden. Door deze strengere aanpak is het aantal coffeeshops verminderd van ongeveer 1200 naar ongeveer 800.
Voor de aanscherpingen van de afgelopen jaren waren goede redenen. Hoewel het decriminaliseren van de softdrugsmarkt een van de beleidsdoelstellingen was, blijkt deze markt juist sterk vercriminaliseerd te zijn. Ook is gebleken dat het gebruiken van softdrugs schadelijker is voor de gezondheid dan eerder door beleidsmakers werd aangenomen. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat jongeren op steeds jongere leeftijd beginnen met het gebruiken van drugs.
Aanscherpen
Het is positief dat het beleid aangescherpt is, maar verdere aanscherping blijft noodzakelijk. Nog steeds is er sprake van uitwassen die moeten worden bestreden. Belangrijker misschien wel is dat het gedoogbeleid bijdraagt aan het beeld dat het gebruiken van drugs eigenlijk niet zo erg is. Steeds meer lijkt het een sociaal geaccepteerd fenomeen. Drugs zijn echter zo schadelijk dat het gebruik ervan onmogelijk sociaal geaccepteerd kan worden.
Een groot bijkomend probleem is dat het gedoogbeleid minderjarigen vrijwel niet uitsluit. De enige beperking is dat coffeeshops niet aan personen jonger dan achttien mogen verkopen en dat coffeeshops niet in de nabijheid van scholen mogen worden gevestigd. Deze beperking belemmert jongeren niet om te blowen, zoals iedereen kan vaststellen.
Ook is het vreemd dat het gebruiken van softdrugs op straat, op het schoolplein of in de speeltuin, maar ook het gebruiken van cocaïne of xtc in het uitgaanscircuit ’gewoon’ mogelijk is. Het verhandelen van softdrugs wordt officieel slechts gedoogd in de coffeeshops, het verhandelen van andere drugs mag helemaal niet, maar het gebeurt wel, veelal ook op straat. Dit zorgt voor veel overlast en draagt bij aan het beeld dat het gebruiken van softdrugs en enkele soorten populaire harddrugs normaal is. Dat is ongewenst. Vooral voor jongeren is het belangrijk dat het beleid een duidelijke boodschap uitdraagt dat het gebruik van alle drugs slecht is voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Jongeren hebben die duidelijkheid nodig. Deze duidelijkheid kan moeilijk geboden worden wanneer Nederland openlijk drugsgebruik op straat of in voor publiek toegankelijke ruimten ongemoeid laat.
Om de maatschappelijke onaanvaardbaarheid van drugsgebruik nadrukkelijker te bevestigen dan tot nu toe, moeten taboedoorbrekende maatregelen genomen worden. Hierbij moet in de eerste plaats worden gedacht aan een verbod op het gebruiken van drugs in openbare ruimten en op het gebruiken van drugs door minderjarigen.
Gebruiksverbod
De gemeentelijke praktijk wijst uit dat aan een gebruiksverbod in de openbare ruimte behoefte bestaat. Doordat het openlijk gebruik gedoogd wordt (er wordt immers alleen vervolgd, of actief opgespoord als iemand meer bij zich heeft dan voor persoonlijk gebruik) wordt de gemeente belemmerd in de aanpak van overlast op straat. Ze kan slechts via een algemene politieverordening binnen de gemeente een gebied aanwijzen waar niet in het openbaar mag worden gebruikt. Dit gemeentelijk beleid vraagt om landelijke ondersteuning in de vorm van aanscherping van de vervolgingsrichtlijnen van het OM, zodat alle openlijk gebruik wordt gesanctioneerd. Doelstelling is om een nieuwe norm te vestigen, namelijk dat het gebruiken van drugs níet normaal is. Daartoe moet wat de ChristenUnie betreft het gebruiken van drugs in de publieke ruimte verboden worden. Wil iemand toch drugs gebruiken, dan is dat mogelijk in de coffeeshop, een andere besloten gelegenheid, of gewoon thuis. Dit schept duidelijkheid over de aanvaardbaarheid van drugsgebruik. Het minste dat er moet gebeuren is dat er een gebruiksverbod komt voor plekken waar gemakkelijk overlast zou kunnen optreden. Dit zijn bijvoorbeeld winkelcentra, schoolpleinen, speeltuinen, sportterreinen, marktpleinen, stationsgebieden en parken.
Het gebruik van drugs door minderjarigen moet helemaal verboden worden. Zij zijn niet altijd in staat zijn de gevolgen van het drugsgebruik te overzien. Jeugdigen kunnen door drugsgebruik in de problemen komen, terwijl ze, op basis van het gedoogbeleid, denken er op te kunnen vertrouwen dat softdrugs of ’partydrugs’ zo slecht niet zijn. Daartegen verdienen zij bescherming. Ook voor ouders is het moeilijk genoeg hun kinderen hierin op te voeden. Het zou voor hen een steun in de rug zijn als de overheid weer grenzen schept.
Het Nederlandse drugsbeleid heeft geleid tot grote knelpunten. De te grote maatschappelijke acceptatie is de belangrijkste. We moeten daarom af van het taboe op het aanpakken van drugsgebruik. Drugs zijn niet normaal!
De auteurs zijn fractievoorzitter respectievelijk assistent beleidsmedewerker van de ChristenUnie in de Tweede Kamer.