Shell wil meer olie uit reservoirs
De productie uit een oliereservoir kan met 5 tot 10 procentpunten stijgen. Met dat oogmerk werken TNO, Shell en Technische Universiteit Delft sinds donderdag samen in het programma ISAPP. Dit heeft als doel het rendement van olie- en gasvelden aanmerkelijk te verbeteren.
Wereldwijd groeit de energievraag met ongeveer 2 procent per jaar. Tegelijk zakt de productie uit de nu producerende olievelden jaarlijks met 5 procent in. De spanning tussen de stijgende behoefte en het dalende aanbod wordt steeds groter. Omzien naar alternatieve energiebronnen is dus onontkoombaar, maar het kritisch bezien van de winningsmethoden van olie en gas kan jaren uitstel betekenen van het moment waarop deze voorraden zijn uitgeput.
Momenteel wordt slechts 35 tot 37 procent van de olie uit een ondergronds oliereservoir gewonnen. „Anders gezegd, er blijft 60 procent achter”, zei directeur dr. B. C. Scheffers van Integrated System Approach Petroleum Production donderdagmiddag bij de start van het kenniscentrum in Rijswijk (ZH). „Er moet een kwart meer uit die velden kunnen komen.”
Het winnen van aardolie gebeurt in veel gevallen door water in een reservoir te injecteren. Dat stuwt de olie naar de productieputten. Na een paar jaar kiest het water echter de weg van de minste weerstand. De put produceert dan slechts water en wordt niet meer gebruikt. Het grootste deel van de olie blijft in de grond achter.
Het ISAPP moet antwoord geven op de vraag hoe dit water op een meer uitgekiende manier kan worden geïnjecteerd, zodat een reservoir meer olie oplevert. Hierbij wordt gebruikgemaakt van sensoren en kleppen in zogenoemde slimme putten. De sensoren verschaffen detailinformatie over de situatie in een reservoir. Met behulp van kleppen moet het mogelijk zijn zo’n reservoir beter te reguleren.
Een ander onderwerp van studie is het ondergrondse scheidingsproces. Dit moet het bijvoorbeeld mogelijk maken de olie te produceren en water of koolstofdioxide in de ondergrond achter te laten.
De drie bij het kenniscentrum betrokken partijen zetten de gang erin. Binnen vijf jaar vanaf nu moeten veertig studenten promotieonderzoek gaan verrichten naar onderwerpen in ISAPP-verband. Hoogleraar petroleumwinning prof. ir. C. P. W. van Kruisdijk aan de TU Delft, vergenoegd: „Er blijft geen heilig huisje overeind.” Voorzitter ir. J. C. Huis in ’t Veld van onderzoeksinstituut TNO legde de nadruk op het praktijkgerichte karakter van de studies. „We willen graag aantrekkelijk zijn voor jonge wetenschappers.”
ISAPP past in het streven van TNO en de Delftse universiteit om netwerkverbanden aan te gaan, vooral ook met ondernemingen die voortdurend met vernieuwing bezig zijn. Huis in ’t Veld: „Dit ligt in de lijn van het beleid van het innovatieplatform van het ministerie van Economische Zaken.”
Vanzelfsprekend denkt ook Shell profijt te kunnen trekken van de studies. Dat komt klip en klaar naar voren in de voornaamste doelstellingen van het kenniscentrum. Dat zijn het maximaliseren van de opbrengsten, het opsporen en ontwikkelen van nieuwe velden en het terugdringen van de kosten. „Het gaat er in onze sector meer om wie nieuwverworven kennis als eerste kan toepassen, dan wie deze bezit”, aldus Shell-manager ir. P. Kapteijn.
Het olieconcern schudde op zijn grondvesten nadat bekend werd dat het de oliereserves te hoog had ingeschat. De nieuw te ontwerpen methoden om de reservoirs beter te benutten zullen op korte termijn niet leiden tot een spectaculaire bijstelling van de voorraden. Op termijn moet het ISAPP-programma echter zeker een positieve bijdrage leveren aan het inschatten van de reserves. Kapteijn: „Slimme ideeën koppelen aan bruikbare toepassingen, dáár gaat het om.”