Onmacht
Er zijn ook veel belijders die hun onmacht niet kennen. Alles wat zij doen in het stuk van de godsdienst gebeurt in eigen kracht. Daardoor komt het dat ze dadelijk gewond worden wanneer ze worden aangevallen door de satan, de wereld of hun eigen verdorvenheid.Zij belijden wel als een waarheid de onmacht van de mens tot geestelijk en zaligmakend goed. Maar voor zichzelf menen zij, als het op de oefening aankomt, dat zij de kracht bezitten om zonden te doden en deugden te oefenen. Zij nemen zich soms grote zaken voor, maar zij overrekenen de kosten niet. Zij menen iets te zijn, hoewel zij niets zijn. Zij kennen hun doodsstaat niet. Zij bouwen op hun eigen gerechtigheid en krachten, die niet bestand zijn tegen de nakende dood.
Ook zijn er die zeer sterk zijn in het waarnemen van uitwendige plichten. Hoe sterk zij echter schijnen in de plichten; het is maar schijn. Zij bezitten niet de minste sterkte tegen de zonde, de wereld en de duivel. Er behoeft zich maar iets voor te doen en direct worden zij door vrees overrompeld. Zij oefenen hun sterkte in eigen en niet in Christus’ kracht.
Och, of de naambelijder hier niet jammerlijk mis is! Hoe velen bedriegen zich hier, menende dat zij genoeg kracht bezitten om zalig te worden. O, heeft u wel ooit geloofd dat de weg naar de hemel moeilijk is?
Hendricus de Frein, predikant te Middelburg (Een strijdende heilige, 1738)