„Onderzoek hele ministerie”
Als verscheidene ambtenaren van een ministerie verlokkingen van bouwondernemers niet kunnen weerstaan, is er alle aanleiding om het gehele ministerie onder de loep te nemen. Er is dan iets goed mis in de organisatie.
Deze conclusie trekt universitair hoofddocent bestuurskunde Michiel de Vries van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Volgens hem hangt de gevoeligheid voor corruptie van ambtenaren af van het ambtelijk apparaat waarvan ze deel uitmaken.
Hij reageert hiermee op het onderzoek naar drie ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Zij worden in het onderzoek naar bouwfraude verdacht van corruptie.
„Als topambtenaren en eventueel bewindslieden hier al iets van hebben geweten, is het natuurlijk helemaal mis, maar daar bestaat nog geen zekerheid over”, redeneert de bestuurskundige. „Maar ook als deze leidinggevenden er helemaal niet van op de hoogte zijn, zoals men doet voorkomen, is dat een heel ernstige constatering. Dan heeft de leiding namelijk onvoldoende inzicht in wat er in hun apparaat gebeurt. Dan falen de controlemechanismen. Dat kun je de topambtenaren van het departement verwijten.”
Ambtenaren kunnen dit soort fraude volgens De Vries namelijk niet op eigen houtje regelen. „Daar moeten meer mensen bij betrokken zijn.” De Vries weet uit onderzoeken dat ambtenaren van wie onethisch gedrag aan de kaak is gesteld, vinden dat ze niet persoonlijk falen. Hun gedrag wordt ingegeven door de cultuur van de organisatie waarin ze werken.
De Vries: „Ze wijzen op de dwingende standaardprocedures en de specifieke kenmerken van hun functie, waardoor het vrijwel onmogelijk was anders te handelen dan ze deden. Hun gedrag mag voor de buitenwereld dan onjuist zijn geweest, volgens de ambtenaren zelf was het slechts een uitvloeisel van de eisen die het beroep met zich meebrengt.”
De hoofddocent kan wel uit de voeten met die verklaring. „Als een regime waarin ambtenaren moeten werken fundamenteel onrechtvaardig of zelfs immoreel is, wordt het zeer moeilijk zo niet onmogelijk voor een ambtenaar om zich integer te gedragen.”
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat stelt nog geen apart intern onderzoek in nu er drie van zijn ambtenaren worden verdacht van corruptie. Reden daarvoor is dat het openbaar ministerie en de enquêtecommissie over bouwfraude de zaak nu onder de loep nemen. Een woordvoerster benadrukt dat het ministerie wel structureel de integriteit van de ambtenaren controleert.
Een medewerker laat weten dat de verdenkingen tegen de ambtenaren van Verkeer en Waterstaat het departement niet onberoerd laten. Ze zijn hard aangekomen binnen het ministerie.
Ir. B. van der Bilt van het Adviescentrum Aanbestedingen (ACA) was verrast de initialen te lezen van een van de verdachte ambtenaren in het onderzoek naar de bouwfraude en de daarbij horende corruptie. „Die heeft een goedbetaalde functie en volgens mij het geld helemaal niet nodig.” Hij constateert dat de verdachte ambtenaren wijdverspreid van elkaar werken, gezien de plaatsen waar ze hun werk voor Rijkswaterstaat deden.
Sinds 1990 zijn er op Verkeer en Waterstaat zeventien ambtenaren uit hun functie gezet wegens corruptie. Een woordvoerster bij het ministerie wil niet toelichten om wat voor zaken het gaat, „omdat de betrokkenen dan opnieuw worden gestraft - en dat willen wij niet.”