Rellen zijn van alle tijden, maar kloof in samenleving groeit
Het is belangrijk om te constateren dat rellen van alle tijden zijn, maar de segmentatie in de samenleving is wel groter geworden. Onderwijs kan nu het verschil maken, hoewel het recht moet zegevieren.
Vorige week bezocht ik samen met studenten van het Hoornbeeck College te Rotterdam ondernemers aan de Groene Hilledijk, op loopafstand van onze school. Wij hoorden ongekende verhalen. Zo waren er twee jongens van zo’n 15 jaar oud, die maandagavond een winkelwagentje vol met bakstenen naar de frontlinie duwden. Nog schokkender: een moeder met twee heel jonge kinderen liep erbij en moedigde hen aan: „Ik ben trots op jullie! Gooien maar hoor!” We spraken de vrouwelijke eigenaar van een juweliersbedrijf. De winkel is leeggeroofd. „Ik kan niet meer praten (…) ik heb geen woorden meer…”, zei ze huilend. We hebben nu ineens vele sociologen in ons midden die de achtergronden van al deze onlusten raak weten te duiden. Ik wil me niet als socioloog afficheren. Wel plaats ik vijf kanttekeningen.
Ten eerste: rellen zijn van alle tijden. In 1886 hebben we in Amsterdam het Palingoproer gehad, waarbij 26 doden zijn gevallen. Het spelletje ”palingtrekken” in de Jordaan werd verboden en toen men enigszins ontactisch aan handhaving begon, brak de volkswoede los. Vanaf de hoge daken van deze volksbuurt werd de politie met alles wat men grijpen kon bekogeld, waarop de overheid besloot het leger in te zetten. Het leger schoot met scherp en zo werden deze rellen beëindigd, zij het met deze trieste statistiek. We hebben ook nog een Aardappeloproer gehad (1917, negen doden) en de Kroningsrellen van 1980. In zekere zin vallen de rellen van januari 2021 nog mee.
Deze week is het rustig(er). Heeft de indrukwekkende toespraak van burgemeester Aboutaleb vorige week impact gehad? Of de overmacht aan ME’ers? Of de onverwachte bijval voor orde en tucht van nota bene hooligans? Of misschien ook de support van boeren met trekkers? Of het algehele sentiment van afkeer van deze rellen in onze maatschappij?
Kloof
Daarnaast: de segmentatie in de samenleving is steeds groter geworden. Wat bezielde de relschoppers in Rotterdam-Zuid? Gesprekken op de Groene Hilledijk en Beijerlandselaan deze week leerden ons dat veel jongeren die erbij betrokken waren gewoon uit de wijk kwamen. De kloof tussen rijk en arm, kansrijk en kansarm, geletterd en analfabeet, gezond en ongezond? In een land als Groot-Brittannië bijvoorbeeld is deze kloof nog veel groter. Toch valt deze groeiende ongelijkheid ook in ons land niet te ontkennen. Wegkijken blijkt gevaarlijk.
Ten derde kan onderwijs het verschil maken. Vorige week zei ik tegen iemand uit onze reformatorische kring: „Als school denk je toch vaak het eerst aan onderwijs voor deze kansarme jongeren: relschoppers opleiden.” Het antwoord was schokkend: „Opleiden? Afschieten…!” Maar weten we dan wat weerhoudende genade betekent? Weten we dan wat de rechtvaardiging van de goddeloze inhoudt? Of danken wij in onze tempel: „Ik dank U dat ik niet ben zoals die menigte!”? Graag roep ik daarom in herinnering dat Jezus „met innerlijke ontferming bewogen was” toen hij „de schare” zag. Heeft hun deugdzaamheid Zijn ontferming opgeroepen? Zou de schare die Jezus toen zag vromer en braver zijn geweest dan de Feyenoordschare van vandaag? Toen John Wesley in 1742 met zijn gevolg Newcastle naderde om daar te preken, zei iemand uit hun gezelschap: „Die stad baadt in goddeloosheid en is rijp voor het oordeel.” Waarop John Wesley deze memorable woorden sprak: „Deze stad baadt in goddeloosheid en is rijp… voor het Evangelie!”
Ten vierde: het recht moet zegevieren. Ontferming betekent niet dat er geen recht moet geschieden of niet gestraft moet worden. De apologeet C. S. Lewis leert ons dat, als wij op voze gronden misdadigers verontschuldigen, wij hen niet of nauwelijks als mens behandelen. We plaatsen hen dan buiten de orde van redelijke mensen. Onze medemens moeten we echter serieus nemen en daarom deelt de staat ook straffen toe.
Ten vijfde: straffen moeten idealiter wel maatwerk zijn. Zo gaan rechtvaardigheid en barmhartigheid hand in hand. Jimmy Boyle, een van de beruchtste en gewelddadigste misdadigers uit Groot-Brittannië, beschrijft in zijn autobiografie ”A Sense of Freedom” hoe zijn leven na vele jaren verblijf in verschillende strafinrichtingen radicaal veranderde door zijn plaatsing in Barlinnie Prison, waar aandacht was voor wie hij was en wat zijn beweegredenen waren. Bij vergrijpen hanteerde men de ”hot seat”. Als een gedetineerde een misstap had begaan, moest hij of zij te midden van medegevangenen op een stoel (de ”hot seat”) plaatsnemen. Medegedetineerden stelden dan vele lastige vragen. Dat valt niet mee, reflecteren op je diepste drijfveren tot wangedrag. Deze doorgewinterde crimineel verklaarde later: „Dat waren de zwaarste momenten van mijn detentie.” Tot een dreiging en moord blazende Saulus spreekt de verrezen Christus: „Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij?” Het is rechtvaardig en barmhartig om plegers van misdrijven grondig te bevragen.
Brief
Tot slot. Als Hoornbeeck College hebben onze studenten iets gedaan voor de getroffen wijk. Naast het uitdelen van maaltijden aan gedupeerde ondernemers hebben we onze burgemeester een hartelijke en steunende brief geschreven. De laatste zin luidt: „We bidden voor u.” We bidden voor deze jongeren in deze wijken. We bidden voor ”de schare” die de Wet en het Evangelie niet kent. Met Calvijn (!) bidden we „dat Hij niet alleen aan ons deze genade moge schenken, maar aan alle volken en natiën ter wereld, door alle arme, onwetende mensen uit de kerker van dwaling en duisternis te bevrijden en terug te brengen naar de rechte weg van het behoud.” Is dat niet teveel gevraagd? Nee, want „U hoort het gebed; tot U komt alle vlees.”
De auteur is directeur van het Hoornbeeck College, locatie Rotterdam, en proponent in de Protestantse Kerk in Nederland.