Het geweten van de advocaat
Heb je er als advocaat niet mee te maken dat je iets moet verdedigen waar je niet achter kunt staan? Een logische vraag, die ik regelmatig krijg. Natuurlijk zijn er wel eens dilemma’s. Maar misschien ter geruststelling: ook een advocaat mag nooit onwaarheid spreken. Dat zou ook volgens de beroepsethiek (gedragsregels voor advocaten) klachtwaardig zijn.
Maar wat doe je als je cliënt advies vraagt over bv-constructies, blijkbaar met het doel om onzichtbaar te blijven voor persoonlijke schuldeisers. Schuldeisers die tegen je cliënt ook een rechterlijk vonnis hebben behaald waarin staat dat hij moet betalen. De bedoeling van het recht is dan toch dat die schuldeisers zo mogelijk ook echt betaald worden. Het advies aan de cliënt weigeren? Maar je bent toch dienstverlener om je cliënt zo goed mogelijk te helpen. En de cliënt is straatarm en wil alleen maar voorkomen dat elke verdiende euro in de bodemloze put gaat.
Ingewikkeld kan ook de afweging zijn: beginnen we wel of niet aan een procedure met weinig kans? Je begrijpt dat de cliënt zich tekortgedaan voelt door zijn aannemer, maar ziet binnen de wet en jurisprudentie geen goede basis. Of je begrijpt dat de cliënt niet blij is met het nieuwe bestemmingsplan, maar je ziet ook dat de gemeenteraad nu eenmaal niet iedereen tevreden kon stellen.
Of die winkeleigenaar in zijn discussie met de gemeente of hij open mag blijven tijdens de lockdown, omdat hij ook levensmiddelen verkoopt: je wilt alles uit de kast halen voor je cliënt, maar je weet ook dat er zoveel winkeleigenaren zijn die door de lockdown gewoon onverbiddelijk worden getroffen. Hoe ver ga je dan precies?
Uiteindelijk probeer je dan –in overleg– een gewetensvolle beslissing te nemen. Dat klinkt misschien subjectief, maar dat is het niet! Het gaat om de vraag: kun je, en kan de cliënt, aan de anderen oprecht uitleggen waarom de procedure moet leiden tot een eerlijker uitkomst?
Ook rechters hanteren mede dat perspectief: is de beslissing ook eerlijk, conform mijn geweten?
Dat klinkt misschien ook vreemd: moeten rechters niet de wet toepassen? Natuurlijk moet dat. Juristen kregen vanaf de tijd van de Verlichting tot begin vorige eeuw te horen: „De rechter is slechts de mond van de wet.” Maar later kwam het inzicht dat het zo niet werkt. De wet zegt: bij contractbreuk betaal je schadevergoeding. Maar als er door een klein foutje van de IT-leverancier onvoorzienbaar enorm grote schade ontstaat, is die schadevergoeding dan nog billijk?
Het is jammer dat dit woord ”billijk” inmiddels wat stoffig klinkt – het is in het recht een heel belangrijk woord om aan te geven dat elk geval weer op zichzelf beoordeeld moet worden: wat is eerlijk, billijk, voor deze mensen in deze omstandigheden en met wat ze richting elkaar gezegd of gedaan hebben?
Begin vorige eeuw schreef de bekende christelijke rechtshoogleraar Paul Scholten daarom: „Zoekt in het recht de gerechtigheid. Gij zult die na vele overwegingen ten slotte in uw geweten moeten vinden. Aan de gewetensbeslissing hangt ten slotte het recht.”
In ons land zijn we het er ook wel over eens dat het geweten een onmisbaar iets is om het goede te doen. En dit geweten is niet alleen maar strikt persoonlijk, het laat zich ook vormen, toetsen, bijschaven. Allereerst –als het goed is– aan Gods geboden. Maar ook aan mensen onder elkaar: ijzer scherpt men met ijzer. Een gewetensvolle beslissing vraagt om verantwoording: uitleg waarom je (voor Gods aangezicht) een keuze maakt.
Dat maakt het voor mij als advocaat dus ook mogelijk om de kansen in een zaak enigszins in te schatten als de wet geen aanknopingspunt geeft. Het gezamenlijk moreel besef geeft richting aan de vraag: vindt deze cliënt gehoor bij de rechter?
Ondertussen zijn er wel steeds meer punten gekomen waarop een seculiere meerderheidsmoraal een heel andere koers vaart dan het christelijk geweten. En omdat we wel in dezelfde rechtsgemeenschap leven, gaat ons dat aan het hart.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.