Vierde deel Gilead-reeks is poëtisch, maar hier en daar bombastisch
Hij is zwart, zij is wit. Jack, het vierde deel in de bekende Gilead-reeks van Amerikaanse schrijfster Marilynne Robinson, gaat over de verboden liefde tussen een man en een vrouw ten tijde van de rassenscheiding.
De christelijke schrijfster Robinson won al verschillende literaire prijzen voor haar serie romans over Gilead, een klein Amerikaans stadje in de staat Iowa. Boeken die overigens prima los van elkaar te lezen zijn, want de gebeurtenissen volgen elkaar niet chronologisch op.
De reeks begint met het gelijknamige ”Gilead” (2004), goed voor een Pulitzerprijs. Het verhaal gaat over dominee John Ames die op latere leeftijd nog een zoontje krijgt en hem vlak voor zijn dood een lange brief schrijft. In prachtig poëtische zinnen tekent hij zijn levensverhaal op, met woorden om je bij op te krullen op de bank en met potlood te onderstrepen.
Na ”Thuis” (2008), over vrienden en buren van Ames, en ”Lila” (2014), over Ames’ vrouw, is er nu ”Jack”. Jack kwam in twee eerdere boeken al kort aan bod, als de rebelse zoon van een collega-predikant van Ames die vlak voor zijn vaders dood even terugkwam in zijn geboortestad. Nu krijgt hij zijn eigen roman. Ook in dit verhaal is hij de verloren zoon van de familie, het buitenbeentje, de zwerver, de alcoholist. „Iemand met een geschiedenis waar geen kruid tegen gewassen is”, naar eigen zeggen. Hij omschrijft zijn leven als een kluwen van ingewikkelde zinloosheid.
Strijd
Tot hij op het kerkhof van St. Louis, zijn huidige woonplaats, Della ontmoet. Ze is een zwarte lerares en de dochter van een vooraanstaande predikant. Jack en Della worden door een nietsvermoedende nachtwaker opgesloten op het terrein en zijn gedwongen de nacht samen door te brengen. Ze praten urenlang met elkaar, in een dialoog die de eerste tachtig (!) pagina’s van het boek beslaat.
Het gesprek kabbelt heen en weer in de typische stijl van Robinson: poëtisch, bespiegelend, hier en daar theologisch. Het ene moment gaat het over thema’s als de uitverkiezing en de betekenis van zonde, dan mijmert Jack ineens over de pracht van het meer naast het kerkhof. „Het water is het mooiste op een nacht als deze, als je het niet kunt zien. Je hoort het ademen, meer niet, en je voelt de ademtocht op je huid.” Niet elke lezer zal de wat trage, filosoferende manier van schrijven kunnen waarderen, maar mooi is het wel.
Het nachtelijke gesprek tussen de twee loopt uiteindelijk uit op een relatie. Niet vanzelfsprekend in een tijd waarin interraciale liefdes zijn verboden. Jack en Della riskeren een gevangenisstraf als hun geheim openbaar wordt en de familie van Della is op zijn zachtst gezegd niet te spreken over haar blanke vriend. Zeker niet in een tijd van rassenscheiding, „een leefstijl die gericht is op de onafhankelijkheid van het zwarte ras door middel van separatisme”, zoals de vader van Della Jack beschuldigend voorhoudt.
Daar komt nog bij dat Jack in de gevangenis heeft gezeten en geen vaste inkomsten heeft. Aan zelfloochening ontbreekt het hem niet: hij omschrijft zichzelf voortdurend in de negatieve zin. Kan en mag hij als klaploper het van Della vragen om haar leven voor hem op te geven? Moet hij weglopen, zodat ze haar baan als lerares kan behouden, of moet hij juist blijven strijden voor deze verboden liefde?
Zo kabbelt het verhaal langzaam verder. Het boek is vooral een lange karakterstudie van Jack en draait om zijn innerlijke strijd. Soms is dat jammer, want Della komt niet aan het woord en als lezer kom je dan ook weinig te weten over haar motivatie en gevoelens. En dat terwijl haar keuzes vragen oproepen waar je een antwoord op wilt hebben.
Bombastisch
Toch zijn Jacks’ bespiegelingen regelmatig boeiend om over te lezen, vooral als hij vlijmscherp observeert hoe mede-christenen reageren op zijn status als de verloren zoon. Het levert pareltjes van zinnen op als: „Intelligentie heeft iets pikants wanneer die uit de rafelige mouw van de mislukking piept. Dat was zijn ervaring, de goocheltruc die hij meestal kon opvoeren als het moest.” En: „Vrome mensen maken zich zorgen om mij. Dan wordt een gesprek al gauw moeilijk.”
Maar waar de bespiegelingen en poëtische zinnen in een roman als ”Gilead” krachtig zijn in hun eenvoud, zijn ze in dit boek hier en daar iets te bombastisch en schieten ze hun doel voorbij.
Bovendien is het als lezer moeilijk je te blijven verplaatsen in Jack, zeker als hij tegen het einde van het verhaal nog steeds over zichzelf spreekt als „niets, een rauwe zenuw, een door drank verzachte pijnscheut.” Langzaam borrelt dan de gedachte naar boven: nu weten we het wel.
De roman werkt vooral in de gesprekken tussen Jack en zijn geliefde. De dialogen springen dan bijna van de pagina af. Het is Robinson op haar best; de lezer met mooie woorden aan het denken zetten. Actie is er weinig, maar voor wie dat geen bezwaar vindt, valt er genoeg moois te ontdekken.
Boekgegevens
Jack, Marilynne Robinson; uitg. De Arbeiderspers; 304 blz.; € 22,50