Ministerie wil nieuw advies over tijd tussen prikken Pfizer
Het ministerie van Volksgezondheid wil „op de kortst mogelijke termijn” advies van de Gezondheidsraad over het aantal weken dat tussen de eerste en de tweede inenting met het coronavaccin van Pfizer/BioNTech moet zitten. Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) heeft de formulering van de bijsluiter aangescherpt. In de bijgewerkte versie wordt nu expliciet aangeraden de tweede dosis na drie weken toe te dienen.
In de eerdere versie stond dat „ten minste 21 dagen” moeten zitten tussen de twee injecties die nodig zijn voor een adequate bescherming tegen Covid-19. Nu staat er heel duidelijk „3 weken”. Ook de fabrikant zelf raadt een interval van 3 weken aan voor een adequate bescherming.
Nederland heeft onlangs juist besloten het interval tussen de twee injecties op te rekken tot maximaal zes weken. Zo kunnen in dezelfde tijd meer mensen worden gevaccineerd. Tot er een nieuw advies van de Gezondheidsraad ligt, houdt het ministerie vast aan die strategie, laat een woordvoerder donderdag weten. In Nederland stelden het Outbreak Management Team (OMT) en de Gezondheidsraad twee weken terug in een gezamenlijk advies dat zij zich „kunnen voorstellen dat het uitstellen van de tweede vaccinatie met maximaal drie weken voordeel kan opleveren”.
Deelnemers van het klinisch onderzoek naar het vaccin kregen hun tweede dosis 19 tot 42 dagen na de eerste. Daar plaatst het EMA nu een belangrijke kanttekening bij: 93,1 procent van de proefpersonen kreeg de tweede prik 19 tot 23 dagen na de eerste. Slechts een kleine minderheid kreeg de prik dus later.
Het EMA zelf spreekt overigens niet van een aanscherping, maar van een „verduidelijking”. Ook volgens het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) gaat het om „het verduidelijken en gelijktrekken van de productinformatie” om „onnodige verwarring te voorkomen”. Het officiële advies is en blijft een interval van 3 weken, „met een maximale uitloop tot 42 dagen”, aldus het CBG. „Zo is dit ook onderzocht in de studies naar het vaccin”, stelt het college, ook al is een langer interval slechts bij een paar procent van de proefpersonen onderzocht.
„Je verwacht niet ineens een harde daling in effectiviteit”, voegt een woordvoerster van het CBG eraan toe. Die conclusie is gebaseerd op de gegevens van de relatief kleine groep die later de tweede prik ontving en „ervaring van andere vaccins”.
Het vaccin van Pfizer/BioNTech is net als dat van Moderna overigens van een ander type dan alle vaccins daarvoor. Het is gebaseerd op zogeheten messenger-RNA, dat lichaamscellen aanzet tot het maken van een specifiek eiwit dat in het virus zit. Door de vaccinatie leert het afweersysteem dat eiwit een volgende keer herkennen. Daardoor kan het virus snel worden opgeruimd.