Rietteelt in het gedrang door lage oogst en bureaucratie
De opbrengst van de rietvelden loopt terug. Sommige percelen brengen 35 procent minder op dan vijf jaar geleden. Als het zo doorgaat, is het over een jaar of vijftien voorbij met het snijden van riet voor de Nederlandse daken.
Wout van de Belt (59) werkt als natuurbeheerder en rietsnijder al zijn leven lang tussen de halmen, net als zijn vader, opa en overgrootvader. Voor dag en dauw is hij op pad in de stilte van het ruisende riet. Hij kent elke kreek, elk perceel en hij ziet elke verandering. „Cijfers liegen niet. Er is een fors dalende opbrengst te zien. Natuurlijk is het zo dat de opbrengst het ene jaar beter is dan het andere, maar deze dalende lijn luikt onstuitbaar.”
Van de Belt uit Belt-Schutsloot is voorzitter van Natuurcollectief Noordwest-Overijssel, waarbij eigenaren van natuur en rietland in de Weerribben –het noordelijk deel van nationaalpark Weerribben/Wieden– zijn aangesloten. Hij is al dertig jaar bestuurlijk actief in belangenverenigingen en geldt zo’n beetje als dé rietexpert van Nederland.
Overal in waar riet wordt geteeld kampen telers met een lagere opbrengst. Willem Beijeman (60) werkt in het Zuid-Hollandse Nieuwkoop in een gebied dat vergelijkbaar is met de Weerribben/Wieden. „Het is bij ons nog erger dan in Noordwest-Overijssel”, zegt Beijeman. „Ik heb het bijgehouden en al sinds 2000 loopt het bij ons enorm terug. Over tien jaar is het voorbij met het riet snijden voor de Nederlandse daken. De gebieden zullen dan grootschalig onderhouden worden.”
Beijeman denkt dat het komt –„maar ik ben geen bioloog”– door stikstof- en CO2-uitstoot, waardoor andere planten de stengels verdringen. „Ook heb je te maken met de uitputting en de verzuring van de grond. Een rietland gaat honderd jaar mee, dan is de humuslaag te dik. Ik denk ook dat het water veel te schoon en dus voedselarm wordt. Dat is slecht voor biodiversiteit als het gaat om de visstand, maar het is ook slecht voor het riet. Aan de waterkant groeit nu slecht riet. Toen ik jong was waren de halmen tot wel 4 meter hoog, nu is het precies andersom.”
Uit China
Van de Belt sopt op zijn grote laarzen rond en pakt wat halmen die bij het water staan. „Troep is het nu, je kunt er niks mee. Vroeger was dit het beste riet en verstopte ik mij al jongetje tussen het gewas. Nu is het niks.”„Ik hoor vaak dat het water te schoon is, de visstand loopt daardoor terug en het zou ook van invloed kunnen zijn op het riet, maar aan de andere kant: mijn vader dronk vroeger tijdens het werk gewoon uit de klomp. Toen was het ook schoon”, puzzelt Wout. „Het zou ook kunnen dat het met fosfaat te maken heeft, kunstmest dus. Dat heb ik uitgetest. Op een perceel gebruikte ik kunstmest, op een ander stuk niet. Het had geen effect.” Beijeman: „Schoon betekent ook voedselarm. Dat zou een oorzaak kunnen zijn.”
De lagere opbrengst heeft grote gevolgen, ook financieel. De telers krijgen een vaste vergoeding voor het natuurbeheer, maar als hun inkomen met 35 procent terugloopt, komen veel huishoudboekjes in de knel. In de markt verandert er weinig. Ook elders uit de wereld, zoals uit China, komt riet.
Wie denkt dat rietsnijders kunnen leven van de stengels die ze elke winter oogsten, heeft het mis. Zonder subsidie ligt er geen Nederlands riet op de daken. Riet is een natuurproduct, maar om steeds weer halmen te krijgen, is menselijk ingrijpen nodig. Rietsnijders zijn vooral landschapsbeheerders. Ze zorgen ervoor dat het cultuurlandschap blijft zoals het is, zoals dat ook met heidevelden gebeurt. Dat kost veel geld en het levert een beetje op.
„Vijf jaar geleden haalden we 350 veldbossen riet van 3,5 hectare, nu 160”, zegt Van de Belt. Beijeman haalde vijf jaar geleden nog 20.000 bossen riet uit zijn gebied, nu zijn er 8000.
Een kleine concrete oorzaak is volgens Van de Belt wel aan te wijzen. Sinds een aantal jaren mogen de riettelers niet meer aan gewasbescherming doen. Niet meer spuiten dus. Daardoor steekt de grootste vijand van de telers de kop op: hagewinde. Een plantje dat het riet verdrukt.
Beheerders
Van de Belt en Beijeman vrezen dat het beroep van rietsnijder snel ten einde zal zijn. De terugloop van de oogst is de belangrijkste reden, maar er is nog een oorzaak. Rietsnijders zijn beheerders van het landschap. De bureaucratie is echter enorm. Via ingewikkelde rekenformules, toeslagen, normbedragen die per natuurgebied verschillen en die jaarlijks kunnen wijzigen, krijgen de snijders hun geld. In 2019 daalde de vergoeding voor veenmoesrietland plots met de helft en via een kerstboom aan regelingen kwamen de rietsnijders toch op hun oude bedrag uit. De rietsnijders kunnen volgens Van de Belt leven met deze bureaucratische nachtmerrie. Er is echter één ding wat echt fnuikend is en dat zijn de steeds korter wordende contracten. Van de Belt: „Vroeger voor tien jaar of langer, nu voor een jaar of soms twee en je moet maar afwachten of het doorgaat en hoeveel geld je deze keer uit de flipperkast van bureaucratie krijgt.”