Pak de religieuze haat van Saudi-Arabië aan
De VS voegden Saudi-Arabië onlangs toe aan de lijst van de in religieus opzicht meest intolerante landen ter wereld. Dat is een eerste stap, die echter om een vervolg vraagt, stelt Jeff Jacoby.
We zullen volgens hem de bron van religieus fanatisme in dat land aan moeten pakken om de oorlog tegen het terrorisme te winnen. Recent voegde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken Saudi-Arabië toe aan zijn lijst van de in religieus opzicht meest intolerante landen ter wereld. Dat was een stap die veel eerder genomen had moeten worden. Sectie 402 van de internationale wet op religieuze vrijheid eist dat het departement iedere natie registreert als een „land van bijzondere zorg betreffende religieuze vrijheid” wanneer het „betrokken is bij bijzonder ernstige schendingen van de religieuze vrijheid, of deze tolereert.” Weinig landen verdienen dat stempel meer dan Saudi-Arabië. Maar om politieke redenen en vanwege corruptie werd het duidelijke mandaat van deze wet altijd veronachtzaamd.
Jarenlang werd het Saudische regime in officiële VS-kringen harde kritiek bespaard - een immuniteit die gekocht werd met de honderden miljoenen dollars die Riyad met gulle hand aan Amerikaanse politici, ambassadeurs en lobbyisten gaf.
Voormalig CIA-agent Robert Baer deed echter veel schandalige details uit de doeken in zijn recente bestseller ”Sleeping with the Devil”.
Wreedheid
Maar een en ander veranderde na 11 september 2001, toen een groep overwegend Saudische terroristen duizenden onschuldige slachtoffers de dood in jaagde. Ontelbare Amerikanen realiseerden zich voor het eerst dat Saudi-Arabië -met zijn wahabitische stroming van de islam, een radicale, agressieve en vergiftigend intolerante geloofsovertuiging- de broedmachine was van ’s werelds meest kwaadaardige anti-Amerikaanse wreedheid. De oude ”spreek geen kwaad”-beschermingsmuur begon te barsten. Een van de resultaten is de toevoeging van Saudi-Arabië aan de lijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
„Vrijheid van godsdienst bestaat er niet”, stelt het departement in het rapport over Saudi-Arabië. „Die wordt niet erkend noch beschermd door de wetten van het land, en basale religieuze vrijheden worden geweigerd aan iedereen behalve aan degenen die de door de staat toegestane versie van de soennitische islam aanhangen. Burgers krijgen niet de vrijheid hun religie te kiezen of te veranderen, en niet-burgers praktiseren hun geloof onder ernstige beperkingen. De islam is de officiële religie en alle burgers moeten moslim zijn.”
Het rapport merkt op dat „bekering van een moslim naar een andere religie (…) een misdaad is waarop de doodstraf kan volgen als de beschuldigde niet herroept. (…) De regering verbiedt niet-islamitische religieuze activiteiten. Niet-moslimgelovigen -er werken miljoenen uit het buitenland afkomstige christenen en hindoes in Saudi-Arabië - riskeren arrestatie, gevangenneming, zweepslagen, deportatie en soms martelingen voor het deelnemen aan religieuze activiteiten die de aandacht trekken van de regering.”
Zorg
Tot zover is het rapport duidelijk genoeg, maar ambassadeur John Hanford, wiens kantoor het rapport samenstelde, deed zijn uiterste best om de Saudi’s te verzekeren dat het niet verder zou gaan. Toen hem op een persconferentie gevraagd werd of het op de lijst zetten van Saudi-Arabië gezien moest worden als een manier om het land onder druk te zetten, antwoordde Hanford: „O nee, nee. Eh, nee. Deze classificaties maken we vanwege een bepaalde zorg, omdat het om waardevolle relaties gaat, in het bijzonder in gevallen als Saudi-Arabië. Maar het congres heeft voor ons een richtlijn opgesteld, die we menen te moeten volgen.”
Ook minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell deed zijn best om de zorgen van de Saudi’s weg te nemen. „Dit is niet om hen te straffen of om op enigerlei wijze ergernis te laten blijken”, verzekerde hij Al-Arabiya, het Arabische satellietkanaal. „Men moet dit niet anders zien dan twee vrienden die met elkaar praten over een probleem van wederzijdse zorg.”
Niet om op enigerlei wijze ergernis te laten blijken? Het wahabitische fanatisme in Saudi-Arabië is de wortel waaruit Osama bin Laden en al-Qaida hun ideologische voeding halen. Het is de uiteindelijke bron van de haat die de Twin Towers drie jaar geleden verwoestte en die onlangs leidde tot de onthoofding van twee Amerikaanse ingenieurs in Irak. We zullen de oorlog tegen de islamitische terreur nooit winnen tenzij we de bron die hem voedt afsluiten. Dat betekent onomwonden spreken over het Saudische wahabisme en over het soort land dat dat geschapen heeft.
Exportproduct
Saudi-Arabië is het soort land waar de schoolboeken in groep 8 vertellen dat Joden en christenen door Allah vervloekt werden en in apen en varkens veranderd werden, en waar men een jaar later leert dat op de oordeelsdag „een Jood zich achter een rots of een boom zal verschuilen, en de rots of de boom tot een moslim zal roepen: „O moslim, o dienaar van Allah! Er zit een Jood achter me, kom en dood hem!””
Saudi-Arabië is het soort land waar een gastarbeider uit India gearresteerd kan worden vanwege het leiden van bijbelstudies in zijn huis. Brian Savio O’Connor werd geslagen en met de dood bedreigd, tenzij hij zijn geloof zou herroepen, rapporteerden christelijke nieuwsdiensten. „Mijn benen werden geketend en ik werd ondersteboven gehangen”, vertelde hij aan vrienden die hem in de gevangenis bezochten. „Mijn bewakers schopten en sloegen me afwisselend op m’n borst en tussen m’n ribben.”
Saudi-Arabië is ook het soort land -laten we dat niet vergeten- waar moslims eveneens op afschuwelijke wijze gestraft kunnen worden, zoals toen de morele staatspolitie een groep tienermeisjes dwong in een brandende school te blijven omdat ze de hoofddoekjes en de zwarte mantel niet droegen die vrouwelijke Saudi’s in het openbaar moeten dragen. Vijftien meisje stierven, 52 raakten gewond.
De wereld rijdt op Saudische olie, maar de vijand die wij bestrijden wordt gevoed door de koortsige religieuze, blinde dweepzucht die het andere belangrijkste exportproduct van Saudi-Arabië is. Tenzij we die dweepzucht duidelijk aanpakken en een nuchtere blik werpen op het regime dat deze instandhoudt, is de oorlog tegen terreur er een die we niet zullen winnen.
De auteur is columnist van The Boston Globe. Dit artikel is met toestemming van deze Amerikaanse krant overgenomen.