Geen verdoemenis
Romeinen 8:1
„Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.”
Dit is de som van het Evangelie en dit is de hoofdinhoud van dit hoofdstuk. Daar is een troost, beantwoordende aan onze kwaden. „Er is geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn.” Hier is een lieflijk woord voor de verlorenen, zelfs veroordeelde zondaars, die dat vonnis in hun gemoed hebben. Dit was het einde van Christus’ komen en sterven, opdat Hij ons zou verlossen, zowel van de zonde als van de dood, en opdat de gerechtigheid der wet in ons vervuld zou worden.
Daarom heeft Hij de Heilige Geest gegeven en woont Hij in ons, door de Geest, om ons levend te maken, die dood waren in zonden en misdaden. O, wat zal dit een troost zijn voor zielen die het lichaam des doods in hen zien als de grootste ellende en die met Paulus zuchten: „Ik ellendig mens” (Romeinen 7:24).
Dit wordt voorgehouden vanaf het begin (Romeinen 7:17). Maar omdat er vele gronden van bezwaar en droefenis in deze wereld zijn, stelt het Evangelie tegenover die allen: aan de ene kant onze verwachting, die wij hebben van die zalige toekomende hoop, waarvan wij zo zeker zijn dat ons niets daarvan kan ontzetten; en aan de andere kant de hulp die wij ondertussen krijgen van de Geest, om onze zwakheden te dragen, en alles ons ten goede te doen medewerken (Romeinen 8:17-29).
Hugo Binning,
predikant te Govan
(”Des zondaars heiligdom”, 1741)