Fiscus is karig met betalingskorting op voorlopige aanslag
Veel belastingplichtigen kregen onlangs de voorlopige aanslag voor 2021 in de bus. Gewoontegetrouw prijkt op de aanslag een betalingskorting. Die pakt dit jaar echter wel heel karig uit.
Bij betaling van de aanslag voor de eerste vervaldag berekent de Belastingdienst een betalingskorting. Deze mag in mindering worden gebracht op het te betalen bedrag.
Veel aanslagen worden opgelegd met dagtekening 30 januari 2021. De eerste vervaltermijn staat dan op 28 februari. De belastingplichtige heeft de keuze om de aanslag voor 28 februari ineens te betalen of in elf termijnen. In het laatste geval is er geen recht op betalingskorting.
De berekening van de betalingskorting kent ook een rente-element. Daarbij is het goed om onderscheid te maken tussen belastingrente en invorderingsrente. Belastingrente is verschuldigd als de Belastingdienst de aanslag niet tijdig kan vaststellen, dat wil zeggen: voor 1 juli volgend op het betreffende belastingjaar. Stel u dient uw aangifte inkomstenbelasting 2020 in na 1 juli 2021. Dan zal op de aanslag die volgt een bedrag aan belastingrente worden berekend.
Invorderingsrente bent u verschuldigd als de aanslag al is ontvangen maar u deze te laat betaalt. Op de aanslag zit een betalingstermijn van zes weken. Wordt de aanslag later betaald dan bent u 4 procent invorderingsrente verschuldigd over de uitstaande belastingschuld.
Uitstel
Door de coronacrisis is of wordt voor veel belastingaanslagen uitstel aangevraagd. Dat kan tot en met 31 maart aanstaande. Vanaf 1 juli 2021 heeft de belastingplichtige de mogelijkheid om in 36 maanden de uitstaande schuld af te lossen. Uit coulance heeft de Belastingdienst de invorderingsrente van 23 maart 2020 tot en met 31 december 2021 verlaagd van 4 procent naar 0,01 procent.
Deze verlaging van de invorderingsrente heeft ook effect op de berekening van de betalingskorting.
De betalingskorting wordt berekend over de helft van het te betalen bedrag. Dat betreft de gemiddelde schuld over de hele betaalperiode. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met de invorderingsrente. De betaalperiode is de periode waarin u de aanslag mag betalen, in verhouding tot het totaal aantal dagen in een jaar. Daarbij is vastgesteld dat een jaar bestaat uit 360 dagen en een volle maand uit 30 dagen. Bij een halve maand wordt wel gekeken naar het aantal dagen in die maand.
Stel u krijgt een voorlopige aanslag inkomstenbelasting van 60.000 euro. De eerste vervaltermijn is 28 februari. De betaalperiode van de aanslag loopt dan van 1 maart tot en met 31 december van dat jaar. Dat zijn tien volle maanden. De betalingskorting bedraagt 30.000 maal 4 procent invorderingsrente maal de tien volle maanden ten opzichte van een heel jaar (300/360). De belastingplichtige mag bij betaling een korting van 1000 euro in mindering brengen.
Maken we hetzelfde sommetje maar dan met een invorderingsrente van 0,01 procent, dan blijft er afgerond een betalingskorting over van 3 euro. En dat bij een aanslag van 60.000 euro!
De Belastingdienst heeft op voorhand aangegeven dat een bezwaar tegen deze lage invorderingsrente zonder meer wordt afgewezen. Dat zal in veel gevallen leiden tot betaling van de aanslag in termijnen.
De auteur is manager belastingadviseur bij Visser & Visser. Reageren? fiscaal@refdag.nl