Grote banken omlaag op roodgekleurd Wall Street
De aandelenbeurzen in New York zijn vrijdag met verlies het lange weekend ingegaan. Beleggers op Wall Street verwerkten het steunplan van aankomend president Joe Biden, die 1,9 biljoen dollar wil uittrekken voor de Amerikaanse economie. Daarnaast stond de financiële sector onder druk na resultaten van de grote banken JPMorgan Chase, Citigroup en Wells Fargo. Verder waren er ook tegenvallende cijfers over de winkelverkopen in de Verenigde Staten.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,6 procent in de min op 30.814,26 punten. De brede S&P 500 zakte 0,7 procent tot 3768,25 punten en technologiebeurs Nasdaq daalde 0,7 procent tot 12.803,93 punten. Maandag blijft Wall Street dicht voor Martin Luther King Day.
Biden wil met zijn „Amerikaanse reddingsplan” 1 biljoen dollar beschikbaar stellen om families te helpen, bijvoorbeeld door het federale minimumloon te verhogen naar 15 dollar per uur. Ook gaat 440 miljard dollar naar onder meer bedrijven en een noodfonds voor lokale overheden en gaat 400 miljard dollar naar de directe bestrijding van het coronavirus. In februari wil Biden met een uitgebreider hulpplan komen.
De cijfers van de banken vielen niet goed bij beleggers, want JPMorgan Chase, de grootste bank van de VS, verloor 1,8 procent. Citigroup en Wells Fargo leverden tot 7,8 procent in. Branchegenoten als Goldman Sachs, Morgan Stanley en Bank of America werden tot bijna 3 procent lager gezet.
De Amerikaanse winkelverkopen gingen in december opnieuw omlaag, omdat bijvoorbeeld de horeca en winkels moesten sluiten vanwege nieuwe lockdowns tegen de verspreiding van het coronavirus. In november was ook al sprake van een daling.
Olieconcern ExxonMobil stond eveneens in de schijnwerpers met een min van 4,8 procent. Volgens zakenkrant The Wall Street Journal doet beurstoezichthouder SEC onderzoek naar ExxonMobil over de waardering van bezittingen in het olie- en gasrijke gebied Permian Basin in het zuiden van de VS, na klachten door een klokkenluider bij het bedrijf.
De euro stond op 1,2080 dollar, tegen 1,2098 dollar bij het slot van de handel in Europa. Een vat Amerikaanse olie werd 2,8 procent goedkoper op 52,20 dollar. Brentolie daalde 2,7 procent in prijs tot 54,92 dollar per vat.