Nederlandse militairen zien af in Surinaams regenwoud
Vier weken afzien in de jungle. Zo kan het avontuur van ruim honderd Nederlandse militairen in Suriname het beste worden omschreven. Voor het eerst in twee jaar nemen ’onze jongens’ weer deel aan een jungletraining in Suriname, waar ze onder extreme omstandigheden aan elementen en denkbeeldige vijanden worden blootgesteld.
Het provisorische bivakkamp aan de Saramaccarivier is in alle opzichten primitief. Met zelfgemaakte slaapplaatsen van boomstammetjes en palmbladeren (de zogeheten ”gabba’s”), de rivier als badkamer en de natuur als provisiekast. Het is afzien geblazen voor de militairen die hier een week moesten zien te overleven. Zeker als enorme tropische regenbuien het geïmproviseerde kamp overspoelen met water en alles door- en doornat maken, lijkt de zo lieflijke jungle te veranderen in een groene verschrikking, waar bovendien giftige slangen, spinnen en andere dieren op de loer liggen.
De Nederlanders zijn niet helemaal aan hun lot overgelaten. Na een intensieve voorbereiding tijdens trainingen hebben zij een indiaanse militair als gids meegekregen, die vanaf de zijlijn toekijkt of het geleerde in de praktijk juist wordt uitgevoerd. Alleen in noodgevallen springt hij bij. Ook leert hij de anderen in zijn eigen vertrouwde omgeving hoe ze met vrijwel niets vallen kunnen maken om vogels, vissen en andere bewoners van het regenwoud te vangen en welke vruchten eetbaar zijn. Dankzij deze aanwijzingen hebben de militairen een menu dat bestaat uit kippen die verdwaald rondlopen in het bos, in de rivier gevangen vis en ”babun”, de veel in het bos voorkomende brulaap.
De uit Elburg afkomstige kapitein der mariniers Johan Seybel is als Officier Belast met de Leiding (OBL) verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de Nederlanders tijdens de Jungle Warfare Training. Momenteel is hij gestationeerd in de Parera-kazerne op Curaçao, van waaruit hij naar de voormalige kolonie is uitgezonden. „De Nederlandse deelnemers ervaren hoe het is om te leven en te bewegen in de jungle, leren survivaltechnieken aan en nemen deel aan tactische lessen en oefeningen. Het is een leerrijke ervaring, die ze nodig hebben als ze in echte crisisgebieden aan de slag moeten.”
Veel van de deelnemende militairen hebben al enige ervaring bij operaties in het buitenland. Menigeen heeft in het Balkangebied gezeten, is naar Irak geweest of heeft deelgenomen aan operaties in Cambodja en Eritrea. „Zo’n oefening in Suriname is zeer belangrijk. Natuurlijk oefenen we ook wel in Nederland, maar de jungle hier is toch heel wat anders dan het Amsterdamse Bos”, aldus Seybel.
Voor korporaal Johan van Vught van het dertig man sterke peloton van de 23e compagnie van de operationele eenheden in Doorn dat aan de trainingen deelneemt, is dit de eerste jungle-ervaring. „Ik heb wel zeven maanden in Eritrea gezeten, maar dit is toch iets heel anders. Ik leer er enorm veel van, het is weer eens wat anders dan de Veluwe. Voor mij dient deze training als voorbereiding voor de instructeursopleiding die we volgend jaar gedurende zes weken in Maleisië gaan verzorgen. Daar zijn de omstandigheden vergelijkbaar.
Ik vind dit echt reuze interessant. Vooral die indiaanse soldaten zijn geweldig, het zijn supergidsen. Hoe ze die vallen bouwen bijvoorbeeld. Je denkt dat het niet werkt, maar toch vangen ze er elke keer wat mee. Het is trouwens wel een hele aparte ervaring om met ze te werken. Want elke keer als ze jou iets geleerd hebben, verwachten ze er iets voor terug, bijvoorbeeld wat eten. Dat is wel lachen.”
Volgens Van Vught zijn de jungletrainingen onmisbaar voor de vorming van militairen. „Je weet immers nooit naar welk deel van de wereld je wordt uitgezonden. Dat kan ook de jungle zijn. Als militair moet je overal op voorbereid zijn en altijd klaar zijn om naar een crisisgebied te worden gestuurd. Je moet er klaar voor zijn, ongeacht waar je heen wordt gestuurd. Je doet gewoon wat je van hogerhand wordt opgedragen. Natuurlijk kun je je bedenkingen hebben bij situaties in bepaalde gebieden en over het nut van een operatie, maar die moet je opzijzetten. Als je niet wilt worden uitgezonden, had je niet in dienst moeten gaan. Zo simpel is dat.”
Behalve het peloton van de 23e compagnie uit Doorn is ook een peloton van de Luchtmobiele Brigade aanwezig. Daarnaast zijn er zo’n veertig Nederlandse mariniers die op Curaçao en Aruba zijn gestationeerd overgekomen, onder wie veel instructeurs. Begin oktober streken zij neer in het Surinaamse regenwoud, waar ze een intensief programma doorlopen met onder meer overlevingstochten en militaire gevechtssituaties. Volgende week keren de meeste militairen weer terug naar hun thuisbasis.
Het ligt in de bedoeling om in de toekomst twee keer per jaar een jungletraining te houden. Maar dat zal ook afhangen van de politieke ontwikkelingen in de oud-kolonie, hoewel niemand van Defensie daar op vooruit durft te lopen. De kans is immers aanwezig dat de huidige regering-Venetiaan na de verkiezingen van 25 mei 2005 het veld moet ruimen en plaats moet maken voor een coalitie waarin of de Nationale Democratische Partij (NDP) van ex-dictator Bouterse of het Democratisch Nationaal Platform 2000 (DNP2000) van ex-president Jules Wijdenbosch het voor het zeggen heeft. Beiden liggen, om het voorzichtig uit te drukken, niet goed in politiek Den Haag, dus dat zou nog roet in het eten kunnen gooien.
De Nederlandse militairen hopen echter dat het niet zo’n vaart zal lopen, want voor hen is een verblijf van een maand in Suriname een onvergetelijke ervaring. Ook binnen het Surinaams Nationaal Leger (SNL) zal het afblazen van de trainingen als een gemis worden ervaren. Momenteel worden behalve de Nederlanders ook twaalf Surinaamse militairen getraind.
Tjark Olivieira, officier in het Surinaams Nationaal Leger, is van mening dat de Surinaamse militairen niet onderdoen voor hun Hollandse collega’s. Hij begeleidt gedurende de training de Nederlandse militairen en geeft ze bruikbare tips. „Ik denk dat vooral de Nederlanders veel hebben geleerd van hun verblijf in de jungle. Bijvoorbeeld hoe je met bijna niets een kamp kunt opzetten en overleven zonder van de honger om te komen.
We leren ze hier hele simpele dingen. Bijvoorbeeld hoe je met een kapmes een boom kunt omhakken. Daar is een speciale techniek voor om dit binnen een paar minuten te doen. Het is grappig om te zien hoe sommige Nederlandse militairen dat proberen te doen. Ze zijn er uren mee bezig en hebben vervolgens hun handen vol met blaren. Daar moeten wij natuurlijk wel een beetje om lachen.”