‘Basisonderwijs wil graag open, maar veiligheid staat voorop’
Basisscholen willen zo snel mogelijk hun deuren weer openen, „mits dat veilig en verantwoord kan voor leerlingen en onderwijspersoneel”, aldus de PO-Raad. De organisatie van schoolbesturen reageert begripvol op het kabinetsbesluit om nader onderzoek naar de Britse variant van het coronavirus af te wachten. De vraag is nog in hoeverre die besmettelijk is voor jonge kinderen. „Veiligheid staat voorop.”
Basisscholen mogen bij gunstige uitkomsten op zijn vroegst op 25 januari hun deuren openen om fysiek onderwijs te geven aan al hun leerlingen. Nu geven ze vooral onderwijs op afstand en verzorgen ze noodopvang voor kwetsbare kinderen en leerlingen met ouders die een cruciaal beroep uitoefenen.
De raad meldt dat de druk op die noodopvang zodanig is toegenomen, dat de situatie „onhoudbaar” is geworden. „Schoolbesturen hebben aan de PO-Raad laten weten dat zij veel meer leerlingen opvangen dan tijdens de eerste lockdown in het voorjaar.” Daarom heeft de organisatie het ministerie van Onderwijs gevraagd de criteria voor noodopvang en de lijst met cruciale beroepen „nog eens tegen het licht te houden”.
De PO-Raad hoopt dat het RIVM snel meer duidelijkheid kan verschaffen over de gevolgen van de Britse mutatie voor het basisonderwijs. „De huidige situatie is niet goed voor leerlingen en daarom is het belangrijk dat zij weer naar school kunnen”, zegt voorzitter Rinda den Besten. Verder heeft de sectororganisatie van het kabinet vernomen dat op korte termijn proefprojecten met sneltesten worden opgestart.
Als blijkt dat het nog niet verantwoord is de scholen weer volledig te openen, dan wil de achterban van de PO-Raad liever afstandsonderwijs in combinatie met noodopvang blijven verzorgen, dan een tussenvorm waarbij wordt gewerkt met halve klassen of halve dagen. Dat vinden ze „geen optie vanwege werkdruk, personeelstekort en onrust die dat met zich meebrengt”.
De PO-Raad zegt zich zorgen te maken over onderwijsachterstanden. „Deze achterstanden lopen alleen maar verder op en leiden tot grotere kansenongelijkheid, omdat leerlingen met laagopgeleide ouders een grotere achterstand oplopen dan leerlingen met hoogopgeleide ouders.”