Traditionele dorpen in Moldavië sterven langzaam uit
Hoe mooi de Moldavische dorpen ook zijn, ze lopen helaas langzaam leeg. In Capriana ontmoette ik een bewoner die heimwee naar het verleden heeft, maar tegelijk realistisch genoeg is.
Hoewel ik helemaal niet in een dorp ben opgegroeid, ervaar ik gek genoeg soms toch heimwee naar het dorpsleven.
Zo’n moment had ik onlangs in Capriana, een dorp in Moldavië. Het ligt beschut tussen met bos bedekte heuvels. In de vallei is genoeg ruimte om groente te verbouwen of vee te laten grazen. Er is een eeuwenoud klooster. Toch loopt het dorp leeg. Er is een school, maar die kromp de afgelopen jaren van 500 naar 200 leerlingen. In het klooster wonen slechts 15 monniken. De onverharde straten liggen er verlaten bij.
Het dorp Capriana is exemplarisch voor Moldavië. Een derde van de inwoners van het Oost-Europese landje woont en werkt in het buitenland: in Europa of in Rusland. „Ons land zoekt nog naar zijn plek in de wereld”, aldus Nicolae Robu, een zestiger met snor, die op een erf struiken staat te snoeien.
Moldavië, dat leeft van de landbouw, is geen lid van de Europese Unie, zoals buurland Roemenië dat is, en zal dat ook niet gauw worden. Voor de wijnboeren is het lastig concurreren met hun Franse en Italiaanse collega’s. De markt naar Rusland is nagenoeg dicht.
Ik raak met Robu in gesprek als ik hem vraag naar de antieke toegangspoort, die –ongebruikt– naast het erf staat. Het pronkstuk is vervaardigd door Robu’s vader, die hier tot zijn dood, zo’n tien jaar geleden, woonde. Nu bladdert de verf af en het hek zakt langzaam maar zeker in elkaar.
Robu, die tot zijn pensioen regionaal bestuurder was in een naburig dorp, zou Moldavië liefst zien integreren met Roemenië, vertelt hij. Ook zijn zoons zijn vertrokken uit Capriana: de ene naar de hoofdstad, de andere naar het buitenland. En al hebben ze heimwee, terugkeren doen ze niet.
Ons gesprek gaat over verlangen naar het traditionele dorpsleven, hoewel dat in Moldavië eigenlijk allang niet meer bestaat. De communisten schaften kerk en tradities af, en na de ineenstorting van de Sovjet-Unie volgde de chaos van het kapitalisme. Degenen die iets uit het leven wilden halen, trokken weg. „Je moet over een sentimenteel gemoed beschikken om hier terug te keren”, aldus Robu, die zelf om die reden terugkwam.
Sentimenteel zijn de Moldaviërs wel. Hoe ver ze zich ook van hun land bevinden, feestdagen vieren ze het liefst thuis. Dan dragen ze de traditionele kleding en bereiden ze mamaliga –maïspap– en placinta, een lekkernij van bladerdeeg en kaas. Tijdens de presidentsverkiezingen, afgelopen november, stemde de diaspora massaal op Maia Sandu, een vrouw die verandering voorstaat.
Misschien dat de pandemie iets verandert aan de positie van het dorp, opper ik tegen Nicolae Robu. Zelf voel ik me er namelijk wel prima, ver van de hoofdstad waar de ziekenhuizen gevuld zijn met coronapatiënten. Maar volgens Robu zoeken de Moldaviërs de ruimte en frisse lucht liever in voorsteden dan in het dorp. „Mensen investeren in de stad, niet in het platteland.”
Verbitterd is Nicolae Robu niet, wel consequent: in de lente zal hij het familiehuis afbreken, kondigt hij aan. Zijn kinderen moeten maar bepalen wat er met het land gebeurt.