Levensgevoel autonome mens vraagt om positief tegengeluid
Weerspiegelt de coronacrisis niet dat we aan geen ding gebrek hebben, als we ons subcultuurtje maar hoog kunnen houden? Wij reformatorische christenen moeten ons voor God verootmoedigen en als wachters zijn. Want de Heere Jezus komt!
Wie (met kritische distantie) kennisneemt van hedendaagse cultuuruitingen, merkt hoe de beïnvloeding door een denken waarin voor God geen plaats meer is beangstigend snel doorgaat. Als illustratie noem ik twee populaire musicals.
De knappe musical ”Soldaat van Oranje” ‘vertelt’ een aangrijpend verhaal dat op zich steeds opnieuw verteld moet worden, maar oprechte christenen kwellen hun ziel bij deze vertolking ervan. Het taalgebruik en het vele vloeken zijn ronduit stuitend, evenals de liederlijkheid en de (uitgebeelde) losse omgangsvormen.
In de vriendengroep die in deze musical opereert, bleef een christen afzijdig van het verzet. Na de oorlog verklaart hij dat hij dankzij God heelhuids door de oorlog heen kwam. Daarop bijt hoofdpersoon Erik Hazelhoff hem toe: geloof jij nog in die God?
Het ergst is de gestage druppel van de misleiding van de autonome mens die door deze musical ons denken aantast. Geloven en hopen doen we in/op onszelf, is de boodschap waarmee de miljoenen bezoekers van de musical naar huis gestuurd worden.
Dit is eveneens zichtbaar in de musical Elizabeth (het leven van de Oostenrijkse keizerin ”Sissi”, met als leadsong het lied ”Mijn leven is van mij!”), die in Nederland in 1999 in productie ging.
Eindtijd
Het levensgevoel van de autonome mens die het heft in eigen handen neemt, staat haaks op wat wij belijden in Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus: mijn enige troost in leven en sterven is dat ik niet meer zelf eigenaar ben, maar dat ik het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus.
Moderne kunstuitingen zijn vaak een middel om het geloof van velen te doen verkouden. We leven in de eindtijd. Ik ben daarom blij met de afstand die onze reformatorische traditie vanouds bewaart tegenover deze kunstuitingen. We zien de laatste jaren dat deze distantie door internet en mobiele telefonie snel aan het afnemen is; een volledig isolement lijkt geen begaanbare weg. We zijn niet ván de wereld, maar wel ín de wereld. Dat betekent kennisnemen, afstand bewaren en een positief tegengeluid laten horen.
Laat onze jongeren zien dat Gods Koninkrijk dingen biedt die deze wereld níet kan bieden. En laten we ons voortdurend bezinnen op de vraag: hoe wil God dat wij met onze medemensen en onze cultuur omgaan? Een antwoord geeft Micha 6:8: „Hij heeft u bekendgemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de Heere van u, dan recht te doen, en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?”
Godsregering
De prijs van de omslag in denken lijken we nu te betalen in de strijd rond de genderideologie. Met ”het leven is van mij” zijn de geesten rijp gemaakt voor: ”niet mijn Schepper bepaalt mijn geslacht bij mijn geboorte, maar bepalend is hoe ik mijn geslacht voel en ervaar.” En wij, het christelijk smaldeel van de samenleving of, nog meer gespecificeerd, de reformatorische gezindte? Het profetisch getuigenis komt niet van de grond of wordt door onderlinge verschillen en onhandige communicatie in de kiem gesmoord.
De prijs betalen we ook in deze coronatijd. Waar vroeger grote crises of natuurrampen vaak in verband gebracht werden met de Godsregering, lijkt deze notie nu totaal te ontbreken. In 2008 werd bij het Monument bij de Stormvloedkering Oosterschelde een gedicht van Ed Leeflang geplaatst: ”Hier gaan over het tij, de maan de wind en wij.” En nu: ”Samen krijgen wij corona eronder.” En wij, de reformatorische gezindte? Veelal blijven wij steken in de klaagzang dat „ze” door alle maatregelen „alles van ons hebben afgepakt.”
Motieven
Veel kerken gaan vrijwillig over op onlinediensten. En als we wel ‘gewoon’ kerkdiensten blijven houden, zijn onze motieven dan juist? Of zijn ze slechts een protest tegen een bemoeizuchtige overheid, en dus een ‘reformatorische’ variant van ”mijn leven is van mij”? Waar is het profetisch getuigenis dat bij de Heere alleen de woorden van het eeuwige leven zijn?
Er is een levende omgang met God mogelijk omdat Hij daar is, waar het volk vergaderd is (Psalm 116) en omdat Hij woont onder de lofzangen Israëls (Psalm 22). We laten ons bevragen door de spotters uit Psalm 42, maar waar is het levende verlangen uit het vervolg van dat vers: „Mijn benauwde ziel versmelt, als Zij zich voor ogen stelt, hoe ik onder blijde snaren, feest hield met Gods blijde scharen?” „Versmelt”, omdat velen al wekenlang niet of nauwelijks fysiek naar de kerk kunnen, wat toch een eerste levensbehoefte is.
Met één stem
Weerspiegelt de coronacrisis echter niet dat we aan geen enkel ding gebrek hebben, als we ons eigen subcultuurtje maar hoog kunnen houden? Wij reformatorische christenen moeten ons voor God verootmoedigen en als wachters zijn. Want de Heere Jezus komt!
Wanneer komt de dag dat we als christenen onderlinge liefde mogen beoefenen en onze verschillen op het tweede plan zetten? Dan zullen we als met één stem profetisch getuigen: „De Heere is God. Hij heeft ons gemaakt” (Psalm 100). Ons leven is „niet van onszelf maar van Hem.”
De auteur is werkzaam in de hightechsector en ouderling van de gereformeerde gemeente te Eindhoven.